Formatief moment H5

H5: Formatief moment §1 en §2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5: Formatief moment §1 en §2

Slide 1 - Tekstslide

In welk vlak ligt Zuidoost-Azië?
A
In het blauwe vlak.
B
In het rode vlak.
C
In het groene vlak.
D
In het gele vlak.

Slide 2 - Quizvraag

Indonesië bestaat uit veel verschillende:
A
Volken
B
Staten
C
Natiestaten

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een kolonie?
A
Een cultuurgebied
B
Een gebied met gemeenschappelijke cultuur
C
Een gebied waar een ander land de baas is
D
Een gebied waar twee culturen zich mengen

Slide 4 - Quizvraag

Waarom heeft Indonesie een lingua franca nodig?

Slide 5 - Open vraag

Wat is cultuur?
A
Samen met elkaar eten
B
Alles wat je doet in het dagelijks leven
C
Samen met je familie op vakantie gaan
D
Alles wat is aangeleerd

Slide 6 - Quizvraag

Onder cultuur verstaan we de tradities en gewoontes van een land of gebied.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen cultuurelement?
A
Religie
B
Klimaat
C
Feesten
D
Bouwstijl

Slide 8 - Quizvraag

Van welk cultuurkenmerk is dit een voorbeeld?
A
Godsdienst
B
Taal
C
Kleding
D
Voedsel

Slide 9 - Quizvraag

Een cultuurgebied is
A
Waar veel toeristen komen
B
Waar een gemeenschappelijke cultuur is
C
Waar mensen hetzelfde geloof hebben

Slide 10 - Quizvraag

Warme luchtstreek rond de evenaar tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.
Hoge bevolkingsdichtheid
De officiële taal in Indonesie
Armste land in Zuidoost-Azië 
🏠💰🌽🏥📚
Tropen
Sawa
Java
Bahasa Indonesia
Papua
Basisbehoeften 

Slide 11 - Sleepvraag

Kies het juiste antwoord.
De ligging rond de evenaar zorgt voor:

A
hoge temperaturen en weinig neerslag
B
lage temperaturen en weinig neerslag
C
hoge temperaturen en veel neerslag
D
lage temperaturen en veel neerslag

Slide 12 - Quizvraag

Tropische zone: tropisch Regenwoud. Bodems zijn....
A
vruchtbaar
B
onvruchtbaar

Slide 13 - Quizvraag

In het tropisch regenwoud is er veel:
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen
C
Frontale regen

Slide 14 - Quizvraag

Hoe komt het dat Java erg vruchtbaar is?
A
Het koude klimaat op Java.
B
Er valt weinig neerslag op Java.
C
Javaanse boeren gebruiken veel kunstmest. Boeren kunnen hierdoor wel drie keer per jaar rijst oogsten.
D
De vele vulkaanuitbarstingen op Java.

Slide 15 - Quizvraag

Je ziet het klimaatdiagram van Padang in Indonesië. Vul in de tekst de juiste woorden in.
Een klimaatdiagram brengt....
en..... van een plaats in beeld. De
in april en mei. De..... temperatuur ligt het hele jaar rond de.....
. Het klimaat in Padang is warm en vochtig. Padang heeft een.....
gemiddelde temperatuur
neerslag
meeste neerslag valt
26° C
tropisch klimaat

Slide 16 - Sleepvraag

Welke beweringen zijn juist? Klik alleen op de juiste letter(s).
A
Rijst groeit in Indonesië vaak op sawa’s.
B
De rijst groeit hier goed door de hoge temperaturen en de vele neerslag
C
In Indonesië wordt vooral rijst verbouwd op Kalimantan
D
Voedselgewoonten zijn een onderdeel van cultuur

Slide 17 - Quizvraag

In landen met een hoge welvaart werken de meeste mensen in de A. de landbouw (primaire sector)
B. Industrie (secundaire sector)
C. Diensten (tertiaire sector)

Slide 18 - Open vraag

Heeft NL ook een informele sector? Ja of Nee en leg uit.

Slide 19 - Open vraag

Wat de gevolgen zijn van de verstedelijking?

A
De arme mensen gaan in de binnenstad wonen
B
De steden lopen langzaam leeg door te veel arme mensen.
C
De overheid bouwt voor alle nieuwkomers een goed huis.
D
Kampongs in bepaalde gedeelten van de stad.

Slide 20 - Quizvraag

Verstedelijking = urbanisatie
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Natuurlijke bevolkingsgroei is;
A
Als er in een jaar meer mensen worden geboren dan dat er mensen sterven
B
Bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen
C
Verandering van het bevolkingsaantal door vestiging min vertrek
D
Het percentage stedelingen in een land

Slide 22 - Quizvraag

Wat is verstedelijkingsgraad?
A
Aantal steden in een land.
B
Groei van het aantal steden in een land.
C
Percentage van de bevolking dat in steden woont.
D
Groei van de bevolking in steden.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is verstedelijkingstempo?
A
Snelheid waarmee er meer steden in een land komen.
B
De groei van de steden in oppervlakte.
C
Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.
D
De groei van het aantal steden in een land.

Slide 24 - Quizvraag

Hoe bereken je de bevolkingsgroei?
A
geboortecijfer-sterftecijfer
B
immigratie- emigratie
C
natuurlijke bevolkingsgroei- sociale bevolkingsgroei
D
natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

Slide 25 - Quizvraag

Bevolkingsgroei door migratie noem je?
A
Natuurlijke bevolkingsgroei
B
Sociale bevolkingsgroei

Slide 26 - Quizvraag