WW spelling - tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling t.t.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling t.t.

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Uitleg werkwoorden tegenwoordige tijd
  • Pas je instructieve tekst aan
  • Lever de definitieve versie in

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om werkwoorden juist te schrijven?

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden juist schrijven is belangrijk, omdat:
  • je elkaar beter begrijpt
  • bedrijven je niet serieus nemen als er allemaal fouten in je tekst staan
  • foutloze teksten sneller worden geloofd en betrouwbaarder gevonden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?

Slide 6 - Tekstslide

Twee manieren
1. Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt vooraan te staan.
2. Zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert van tijd.

Ik loop naar school. Loop ik naar school? Ik liep naar school

Slide 7 - Tekstslide

Twee manieren
Daarnaast moet je weten wat het onderwerp is in de zin.



Het onderwerp vind je door:
wie/wat + persoonsvorm (pv)

Tessa speelt morgen haar eerste wedstrijd
Speelt = pv
Tessa = onderwerp


Slide 8 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Mike heeft zijn voet gekneusd tijdens de wedstrijd afgelopen weekend.

A
heeft
B
gekneusd
C
wedstrijd
D
Mike

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

De verbouwing van de keuken kostte mijn ouders vorig jaar een fortuin.

A
kostte
B
de verbouwing van de keuken
C
mijn ouders
D
vorig jaar

Slide 10 - Quizvraag

TIP
Vervang het werkwoord door een vorm van lopen

Ik word daar blij van.    Hij wordt daar blij van.
Ik loop daar blij van.     Hij loopt daar blij van.

Je hoort geen 't', dus je schrijft ook geen 't'!

Slide 11 - Tekstslide

Steffen ..... (bieden) haar geen kans
A
bied
B
biedt

Slide 12 - Quizvraag

doden
De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden

Slide 13 - Quizvraag

....(beloven) je broer het aan jou?
A
beloofd
B
belooft
C
beloof
D
beloven

Slide 14 - Quizvraag

Eric ... de spullen naar zijn nieuwe werkplek.
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
  1. Maak de Forms (Teams > kanaal Nederlands > Link naar Forms)
  2. Klaar? Check de werkwoordspelling van je tekst. Maak de aanpassingen die je maakt rood
  3. Lever de aangepaste versie van je tekst in bij de opdracht in Teams (Nederlands: aangepaste versie instructieve tekst)

Deadline = vanavond 23:59 uur

Slide 16 - Tekstslide