Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Les 2 jongeren
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Lessen
Hoofddoel: leerlingen kunnen verschillen en overeenkomsten in waarden en overtuigingen bespreken middels een klassengesprek
Inhoud:
Les 1: socialisatie, aangeboren en aangeleerd gedrag
Les 2: waarden en normen
Les 3: Klassengesprek
Les 4: uitleg toets en voeren van een klassengesprek
Les 5: voorbereiding toets
Les 6 +7 toets
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Doel van deze les
De leerlingen kunnen begrijpen en onthouden wat waarden en normen zijn en kunnen twee waarden van zichzelf benoemen.
De leerlingen kunnen begrijpen en onthouden én benoemen wat de invloed van socialisatie, cultuur en diversiteit is op het gedrag en de waarden en normen.
Slide 3 - Tekstslide
Vertel dat je het vandaag gaat hebben over waarden en normen. Bespreek de leerdoelen.
Nakijken opdrachten
Huiswerk controle
Slide 4 - Tekstslide
Controleer of het huiswerk is gemaakt.
Bespreek opdracht 1 en 2a na.
Wat was socialisatie?
Slide 5 - Woordweb
De vorige les is gegaan over aangeleerd gedag en van wie en op welke manier jij dingen leert.
Socialisatie is het proces waarin je normen, waarden en gewoontes aanleert van mensen uit jouw groep (gezin, vrienden, media, sport) en/of de samenleving/je omgeving (ouders, overheid, school).
Doel; dat mensen in een maatschappij goed kunnen samenleven. Je weet wat er verwacht wordt en wat jij van anderen kunt verwachten.
Vandaag wordt nog net iets dieper in gegaan op wat je leert: welke waarden/normen leer jij, cultuur/religie.
Geef uitleg over sociale controle: mensen in je omgeving letten op hoe jij je gedraagt en beïnvloeden jouw gedrag. Bijvoorbeeld: je kijkt af tijdens een toets --> de docent geeft een consequentie. Of: je bent erg behulpzaam voor een vriend, je vriend bedankt je en geef een compliment. (Positieve en negatieve beïnvloeding/straffen en belonen).
Wat zijn waarden?
Slide 7 - Woordweb
Bepaalde dingen die iemand of een groep belangrijk vinden
Normen zijn als het ware gedragsregels. Het zijn dingen die je doet om je waarden na te leven.
Bijvoorbeeld: als je beleefdheid heel belangrijk vindt, zul je opstaan voor een ouder iemand in de bus als er geen plek is.
Waarden en normen worden bepaald door de groep, plaats en tijd waarin je leeft/opgroeit.
Cultuur
Slide 9 - Tekstslide
De cultuur (+ groep, tijd en plek waarin je opgroeit) heeft veel invloed op jouw gedrag, waarden en normen (en gewoontes).
Dominante cultuur: hoort bij het hele land. Er gelden waarden en normen voor de hele samenleving, bijvoorbeeld: vrijheid van meningsuiting.
Sub-cultuur: de cultuur van een kleinere groep mensen (geldt niet voor de hele samenleving). Bijvoorbeeld: Limburgs, Islam, Katholiek. Deze hebben ook invloed op jouw waarden en normen.
Jongerencultuur: kleinere groep jongeren. Zoals skaters, rappers.
Diversiteit
Slide 10 - Tekstslide
Diversiteit: verschillen tussen mensen, iedereen is anders. Denk bijvoorbeeld aan leeftijd, religie, gender, opleidingsniveau, karakter, verschil in waarden en normen.
Noem een voorbeeld uit jouw cultuur. Denk bijvoorbeeld aan: kleding, waarden, normen, muziek, feesten, tradities.
Slide 11 - Woordweb
Wat zijn overeenkomsten en verschillen die genoemd worden?
Bespreek, door een koppeling te maken naar voorgaande slides dat deze dingen worden aangeleerd en afhankelijk zijn van jouw cultuur, opvoeding, omgeving, waarden/normen.
Opdracht
Bespreek in tweetallen:
Wat is een waarden van jou, welke norm hoort hierbij?
Wat is een waarden van de ander, welke norm hoort hierbij?
Heb jij deze waarden ook?
Zo nee, hoe ga je dan om met het verschil?
Slide 12 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Nabespreken opdracht
Hoe ging het bespreken?
Wat was de ander zijn waarde en norm?
Was dit hetzelfde?
Hoe kan je omgaan met verschillen?
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Zelf aan de slag, huiswerk
Lees de tekst op pagina 32. Maak opdracht 1 en 2
Lees de tekst op pagina 42. Maak opdracht 1, 3 en 4.