5.4 soorten werkloosheid

Hoofdstuk 5
Werkt dat zo?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
Werkt dat zo?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Uitleg over paragraaf 5.4

  • Werken aan huiswerk (opdracht 43 tm 49)
  • Als we tijd over hebben Kahoot over paragraaf 5.4

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les..
  • Weten we welke soorten werkloosheid er zijn;
  • Kunnen we de verschillende soorten werkloosheid van elkaar onderscheiden.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten werkloosheid
  • Conjuncturele werkloosheid
  • Structurele werkloosheid
  • Frictiewerkloosheid
  • Seizoenwerkloosheid
  • Regionale werkloosheid

Slide 4 - Tekstslide

Conjucturele werkloosheid
Minder koopkracht -> vraag naar producten daalt -> bedrijven verkopen minder -> productie daalt -> werkgelegenheid daalt -> werkloosheid stijgt

Als vermindering van de koopkracht leidt tot een daling van de vraag naar goederen en diensten, ontstaat er conjuncturele werkloosheid.

Slide 5 - Tekstslide

Structurele werkloosheid
Deze werkloosheid wordt veroorzaakt door veranderingen aan de aanbodkant van de economie. Is dit het geval, dan spreek je van structurele werkloosheid.

Voorbeelden? 
Bijvoorbeeld door technologie, verplaatsen van productie of als de werkzoekenden niet de geschikte opleiding hebben voor de banen die er op dat moment zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Frictiewerkloosheid
Als je van school af komt of je bent ontslagen, dan heb je tijd nodig om te solliciteren naar een nieuwe baan. Dit noem je frictiewerkloosheid.

Slide 7 - Tekstslide

Seizoenwerkloosheid
Bepaald werk kun je alleen in een bepaald deel van het jaar doen. De rest van het jaar ben je dan werkloos. Dit noem je seizoenwerkloosheid.

Voorbeelden hiervan zijn: een ijszaak, toerisme (zomer) of oogstwerk in de land- en tuinbouw

Slide 8 - Tekstslide

Regionale werkloosheid
In sommige gebieden is er meer werkloosheid dan gemiddeld in een land. Dit noem je dan regionale werkloosheid.

Slide 9 - Tekstslide

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenwerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictie werkloosheid

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noemen we de toenemende werkloosheid door de Coronacrisis?
A
structurele werkloosheid
B
frictiewerkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 12 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"De ijswinkel in de winter"
A
frictie werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 13 - Quizvraag

Werkloosheid die ontstaat omdat bedrijven hun fabrieken verplaatsen naar China.
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 14 - Quizvraag

een strandtent gaat failliet. wat voor werkloosheid is dat?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
frictiewerkloosheid

Slide 15 - Quizvraag

In sommige gebieden van Nederland ligt de werkloosheid ver boven het gemiddelde.
Wat voor soort werkloosheid is dat?
A
conjuncturele werkloosheid
B
seizoenwerkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 16 - Quizvraag

timer
10:00
Werken aan huiswerk (opdracht 43 tm 49)

Slide 17 - Tekstslide

KAHOOT

Slide 18 - Tekstslide

Hebben we de lesdoelen behaald? 
  • We weten welke soorten werkloosheid er zijn;
  • We kunnen we de verschillende soorten werkloosheid van elkaar onderscheiden.

Slide 19 - Tekstslide