oefenen vraagwoorden en werkwoorden

Bonjour 1D!
Ga rustig zitten en leg potlood + pen klaar.
Over 2 minuten gaan we beginnen.
timer
2:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Bonjour 1D!
Ga rustig zitten en leg potlood + pen klaar.
Over 2 minuten gaan we beginnen.
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

le programme de mardi:
  • Tâche
  • invuloefening werkwoorden
  • LessonUp vraagwoorden
  • révision verbes (=werkwoorden)
  • faire exercice 10ABC

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire: les verbes
Vul opdracht 10A op je blad in,
zónder te overleggen en zónder dingen
op te zoeken.
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire: les verbes
Maak opdracht 10A nu compleet,
overleg zachtjes met je buren en/of zoek dingen op (blz 158).
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vraag stellen
Vraagwoorden & vraagzinnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vraag stellen en français
  1. Zet een vraagteken achter de zin:
    Ton chien s'appelle Chico.  > Ton chien s'appelle Chico?

  2. Gebruik een vraagwoord

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagwoorden gebruiken
Voorbeelden:
Tu habites ?
Comment tu t'appelles?
Qui est ta soeur?
Qu'est-ce que vous avez mangé?
Ton anniversaire est quand?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagwoorden, neem ze even in je op....
où = waar
quand = wanneer
comment = hoe
combien = hoeveel
pourquoi = waarom
qui = wie
qu’est-ce que = wat

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: hoeveel
A
combien
B
quand
C
pourquoi
D
comment

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: wanneer
A
quand
B
qu'est-ce que
C
qui
D

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: Waar is de Eiffeltoren?
A
Qui est le Tour Eifel?
B
Quand est le Tour Eifel?
C
Où est le Tour Eifel?

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontbreekt?
________ est ton anniversaire?
A
Quand
B
Pourquoi
C
Qui
D
Combien

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontbreekt?
Tu as __________ de matières?
A
Quand
B
Pourquoi
C
Qui
D
Combien

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontbreekt?
Le métro arrive ______ ?
A
qui
B
combien
C
quand
D
qu'est-ce que

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Combien / Qui est la fille blonde là-bas?
A
Combien
B
Qui

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu vas à Paris comment / où?
A
comment
B

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pourquoi / Qu'est-ce que vous allez en vélo au collège?
A
pourquoi
B
qu'est-ce que

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de toets moet je een vraagwoord invullen zónder dat de vraagwoorden erbij staan.
Heb je nog vragen?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

le programme de mardi:
  • révision verbes (=werkwoorden):
  1. futur proche
  2. présent (regelmatige en onregelmatige werkwoorden)

Slide 19 - Tekstslide

Ik zet deze tijden op het bord zodat ze kunnen "spieken" bij het maken van opdracht 10B en C.
le programme de mardi:
  • faire exercice 10ABC

Voorbeeld opdr 10C:
dromen = rêver
stam = rêv
nous rêvons

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercice 10B
  1. Véra (=elle) va déménager
  2. Je vais travailler
  3. Nous allons habiter
  4. Vous allez aimer
  5. On va manger
  6. tu vas aller

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercice 10C
  1. dromen = rêver                   Nous rêvons
  2. hebben = avoir*                 Vous avez
  3. leuk vinden = aimer          On aime
  4. zijn = être *                            Tout le monde (=il) est
  5. vinden = trouver                  tu trouves
  6. liever willen = préférer    Je préfère
  7. gaan = aller*                         Mes parents (=ils) vont
  8.  zoeken = chercher            Ils cherchent

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies