2.3 Gedicht

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2.3 Gedicht
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2.3 Gedicht
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 69


Huiswerk controle:
2.2 - Opdracht 2 t/m 6

Slide 2 - Tekstslide

2. lesdoel & leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- weet je wat een gedicht is
- weet je wat een strofe is
- weet je welk bijzonder taalgebruik gebruik wordt bij gedichten

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Tekstslide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: 2.3
blz: 69 en 70
opdr: 7 & 8

Slide 5 - Tekstslide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Tekstslide

Moet een gedicht altijd rijmen?
A
nee
B
soms
C
ja

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel woorden rijmen er op het woord 12?
A
26
B
46
C
16
D
0

Slide 8 - Quizvraag

Herhaling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker genoemd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 9 - Quizvraag

Tegenstelling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 10 - Quizvraag

Overdrijving =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 11 - Quizvraag

Opsomming =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 12 - Quizvraag

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 2.3 opdracht 7 & 8, blz. 69 & 70

De rest doet mee met de instructie.

Slide 13 - Tekstslide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Gedicht 
  • Een gedicht is verdeeld in versregels, die meestal in het   midden van de bladzijde zijn gecentreerd.
  • Regels staan in groepjes bij elkaar --> strofe
  • Soms komt er rijm in voor. 

Slide 16 - Tekstslide

Bijzonder taalgebruik 
  • Herhaling: de woorden worden herhaald of er wordt  hetzelfde gezegd. Vaak op verschillende manieren.
  • Opsomming: een aantal dingen wordt achter elkaar gezet.
  • Tegenstelling: zaken worden tegenover elkaar gezet, hierdoor worden de verschillen duidelijk.
  • Overdrijving: iets wordt erger of groter gemaakt dan het is werkelijkheid is. Het wordt overdreven.

Slide 17 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 2.3 opdracht 7 en 8 maken op blz. 69 en 70

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 7.

Slide 18 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie.
Je maakt opdracht 7 en 8 op blz. 69 en 70.


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les? 
Heb je nog ergens vragen over?

Lesdoelen: 
- weet je wat een gedicht is?
- weet je wat een strofe is?
- weet je welk bijzonder taalgebruik gebruik wordt bij gedichten?


Slide 20 - Tekstslide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Dinsdag 31 oktober
2.3 opdracht 7 & 8

 
Toetsen:

Slide 21 - Tekstslide