Wat heeft een enzym nodig om een product te maken?
A
ATP
B
eiwit
C
fotosynthese
D
substraat
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent het dat een enzym substraatspecifiek is?
A
Een enzym kan maar één type substraat produceren
B
Een enzym kan maar één type substraat omzetten
C
Een enzym heeft maar één actief centrum
D
Een enzym wordt geactiveerd door één specifiek substraat
Slide 11 - Quizvraag
Enzymactiviteit
= Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet.
Hangt af van:
Temperatuur
Zuurgraad
Substraat concentratie
Slide 12 - Tekstslide
Enzymactiviteit
De enzymactiviteit kan worden uitgedrukt in:
de hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet;
de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.
De enzymactiviteit kan ook worden afgeleid uit de tijd die een bepaalde hoeveelheid enzym nodig heeft om een bepaalde hoeveelheid substraat om te zetten.
Slide 13 - Tekstslide
Welk enzym zal het meeste voorkomen in het menselijk lichaam?
A
enzym x
B
enzym z
C
enzym y
D
enzym x en y
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de optimum temperatuur van enzym Y?
A
10 °C
B
30 °C
C
35 °C
D
43 °C
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de maximum-temperatuur van enzym Z?
A
35 °C
B
55 °C
C
60 °C
Slide 16 - Quizvraag
De maximumtemperatuur van een enzym vertelt je...
A
...bij welke temperatuur het enzym kapot gaat
B
...bij welke temperatuur het enzym gaat werken
C
...bij welke temperatuur het enzym het beste werkt
D
geen van genoemde antwoorden
Slide 17 - Quizvraag
Enzym simulatie
Nodig: 3 mensen per team 1x enzym, 1x timer, 1x teller
Het ‘enzym’ houdt 1 hand achter de rug. Pakt binnen 10 seconden zoveel mogelijk schuimpjes (=substraat) van de grond op. Let op: 1 per keer!