Apo-enzym: het eigenlijke 'eiwit'-enzym (hier blauw).
Co-enzym / cofactor: organisch / anorganisch molecuul dat nodig is voor de enzymwerking (hier rood).
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld: een verteringsenzym
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat heeft een enzym nodig om een product te maken?
A
co-enzym
B
eiwit
C
fotosynthese
D
substraat
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent het dat een enzym substraatspecifiek is?
A
Een enzym kan maar één type substraat produceren
B
Een enzym kan maar één type substraat omzetten
C
Een enzym heeft maar één actief centrum
D
Een enzym wordt geactiveerd door één specifiek substraat
Slide 11 - Quizvraag
Enzymeigenschappen Welke uitspraak over enzymen is juist?
A
Het apo-enzym bepaalt de substraatspecificiteit.
B
Het apo-enzym is een metaalion of een vitamine.
C
Het co-enzym bepaalt de substraatspecificiteit.
D
Het co-enzym is het eigenlijke enzym.
Slide 12 - Quizvraag
Welk enzym zal het meeste voorkomen in het menselijk lichaam?
A
enzym x
B
enzym z
C
enzym y
D
enzym x en y
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de maximum-temperatuur van enzym Z?
A
35 °C
B
55 °C
C
60 °C
Slide 14 - Quizvraag
De maximumtemperatuur van een enzym vertelt je...
A
...bij welke temperatuur het enzym kapot gaat
B
...bij welke temperatuur het enzym gaat werken
C
...bij welke temperatuur het enzym het beste werkt
D
geen van genoemde antwoorden
Slide 15 - Quizvraag
Een enzym is een eiwit
Denaturatie
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de optimum temperatuur van enzym Y?
A
10 °C
B
30 °C
C
35 °C
D
43 °C
Slide 17 - Quizvraag
Enzymactiviteit
= Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet.
Hangt af van:
Temperatuur
Zuurgraad
Substraat concentratie
Slide 18 - Tekstslide
Enzymactiviteit
De enzymactiviteit kan worden uitgedrukt in:
de hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet;
de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.
De enzymactiviteit kan ook worden afgeleid uit de tijd die een bepaalde hoeveelheid enzym nodig heeft om een bepaalde hoeveelheid substraat om te zetten.