Hoofdletters & interpunctie

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je wanneer je komma's en aanhalingstekens moet gebruiken.
Ook herhalen we een een stukje over hoofdlettergebruik.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je wanneer je komma's en aanhalingstekens moet gebruiken.
Ook herhalen we een een stukje over hoofdlettergebruik.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Wanneer gaat meneer Jansen slapen?
B
Wanneer gaat Meneer Jansen slapen?
C
Wanneer gaat meneer jansen slapen?

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Wil jij een pepsi max?
B
Wil jij een Pepsi Max?
C
Wil jij een Pepsi max?

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Amazon of Ebay?
B
Amazon of EBay?
C
Amazon of eBay?

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Met ananas erop is het geen Italiaanse pizza!
B
Met ananas erop is het geen italiaanse pizza!

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Wat is een Westelijke zeestroom nou weer?
B
Wat is een westelijke zeestroom nou weer?

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Woon jij aan de amstellaan?
B
Woon jij aan de Amstellaan?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel of geen hoofdletter?

A
oktoberrevolutie
B
Oktoberrevolutie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel of geen hoofdletter?
A
de vrede van munster
B
de Vrede van Munster

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout

Waar ontbreekt de komma?
 

Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 13 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 
Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 14 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Wanneer gebruik je een komma?
Als je een korte pauze hoort in een zin.
Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.

Tussen de delen van een opsomming in een zin en tussen meerdere bijvoeglijke naamwoorden. (Behalve bij en/of).
Wil je koffie, thee of iets anders? Ik heb nieuwe, mooie kopjes om het in te schenken.

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.
Als het goed is, komt Lindsey zo.

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Voor of na de naam komt dan een komma.
Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

Tussen een hoofdzin en een bijzin.                    
Ik sta morgen vroeg op, als ik goed slaap.
                                                                                Let op voegwoorden: hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de komma's op de juiste plaats

Een caissière heeft ook verantwoordelijkheden maar minder dan een chirurg.

 
Het zou niet eerlijk zijn als iedereen hetzelfde uurloon zou verdienen en dat terwijl er voor elk vak andere opleidingseisen gelden.


Wil je koffie thee of iets anders?


 
De studenten die geklaagd hebben kregen een voldoende.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bedoel je: "Schrijf ik deze leestekens wel goed?"
De cliënt vroeg: "Welk medicijn moet ik wanneer nemen?" (citaat)
De cliënt vroeg zich af welk medicijn hij wanneer moest nemen. 

Aanhalingstekens: 
Bij een citaat
Bij woorden die extra nadruk nodig hebben
Om aan te geven dat je iets juist niet zo bedoelt
Bij een zelfbedacht woord

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies