Kan het organisme homozygoot en heterozygoot zijn voor die eigenschap
Slide 11 - Tekstslide
Aa is
A
Homozygoot recessief
B
Homozygoot Dominant
C
Heterozygoot
D
Heterozygoot Dominant
Slide 12 - Quizvraag
Dominant of recessief
Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant gen = Bruin haar
Recessief gen = Blond haar
Slide 13 - Tekstslide
aa is:
A
Homozygoot
B
Homozygoot recessief
C
Homozygoot dominant
D
Heterozygoot
Slide 14 - Quizvraag
AA is
A
homozygoot recessief
B
homozygoot dominant
C
heterozygoot
Slide 15 - Quizvraag
Dominant en recessief
Een stuk DNA bevat informatie voor een bepaalde erfelijke eigenschap
Een gen (allel)
Voor ieder eigenschap heb je twee genen
een van je moeder ....
.... en een van je vader
Het gen dat het sterkst is, bepaalt welke eigenschap jij krijgt.
Dat gen noem je dominant.
De eigenschap die niet zichtbaar wordt, noem je recessief.
Slide 16 - Tekstslide
genotype en fenotype
Als in je fenotype een recessief gen doorkomt, dan weet je zeker dat je homozygoot voor deze eigenschap bent
Als je een dominant gen hebt, komt de eigenschap altijd tot uiting. Je kunt homozygoot of heterozygoot zijn.
Slide 17 - Tekstslide
Herhaling
Dominant allel: A
recessief allel: a
Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa
Slide 18 - Tekstslide
Welke eigenschap is dominant en welke is recessief?
Slide 19 - Tekstslide
Vachtkleur: Zwart (A) is dominant over bruin (a)
Vachtpatroon: Effen (B) is dominant over gevlekt (b)
Slide 20 - Tekstslide
Welke eigenschap is dominant?
A
normale vingers
B
korte vingers
Slide 21 - Quizvraag
Welke haarkleur is dominant?
A
Dat is niet te zeggen
B
Zwart haar
C
Rood haar
D
Beide zijn dominant
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer er een hoofdletter geschreven wordt, bedoelen ze hier een dominant gen mee?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
2 gelijke allelen (genen) voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 24 - Quizvraag
Welke eigenschap komt tot uiting bij een heterozygoot allelenpaar?
A
Dominant
B
Recessief
Slide 25 - Quizvraag
Een dominant gen komt altijd tot uitdrukking in het fenotype?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Welke eigenschap is dominant? Leg uit.
Neem de stamboom over en noteer de genotypes.
Slide 27 - Tekstslide
Welke eigenschap is dominant? Leg uit.
Neem de stamboom over en noteer de genotypes.
Slide 28 - Tekstslide
Welke eigenschap is dominant en welke is recessief?
Slide 29 - Tekstslide
Een recessief gen komt tot uiting als er een dominant gen aanwezig is?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quizvraag
Een dominant gen komt niet tot uiting in het fenotype?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Als de twee allelen van een genenpaar verschillende informatie bevatten, dan noem je dit ....
A
heterozygoot
B
homozygoot
C
dominant
D
recessief
Slide 32 - Quizvraag
Hoe heet het als je voor één eigenschap 2x hetzelfde gen hebt?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant
Slide 33 - Quizvraag
De eigenschap van zwart haar bij koeien is dominant over dat van rood haar. Welke kleur heeft de vacht van een koe met genotype Aa?
A
Zwart
B
Rood
Slide 34 - Quizvraag
Bij welke ouders kun je bepalen of een eigenschap dominant is?
A
1 en 2
B
3 en 4
C
8 en 9
D
10 en 11
Slide 35 - Quizvraag
Een persoon bij wie een dominant gen tot uiting komt in het fenotype kan homozygoot zijn voor deze eigenschap
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quizvraag
46 chromosomen in een orgaan
23 paar chromosomen
Karyogram
Gen
Genotype
Fenotype
Geslachtscel man
23 chromosomen eicel
Zygote
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Dominant noteer je ...
man
Geslachtschromo-soom vrouw
Geslachtschromo-soom man
dna-gen
vrouw
Slide 37 - Sleepvraag
Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn. Wat is het genotype van de konijntjes uit de F1?
A
Aa
B
AA
C
aa
Slide 38 - Quizvraag
Een kruissingsschema maken
1. Schrijf de erfelijke eigenschappen op.
2. Noteer welke eigenschap dominant is.
3. Noteer welke eigenschap recessief is.
4. Noteer de geslachtscellen die gevormd kunnen worden bij vader en moeder
5. Vul het kruisschema in.
Slide 39 - Tekstslide
Erfelijke ziekten
Recessief overervende aandoening; je kunt dan
drager zijn.
Bv Aa dan ben je niet ziek maar kun je het wel
doorgeven
Dominant overervende aandoening; je bent dan
wel ziek.
Slide 40 - Tekstslide
Wat kun je zeggen over de genotype van de eerste ouders
A
beide moeten homozygoot dominant zijn
B
beide moeten homozygoot recessief zijn
C
1 van de ouders moet heterozygoot zijn
D
beide ouders moeten heterozygoot zijn
Slide 41 - Quizvraag
Oefening
De eigenschap rode bloemkleur is dominant (A)
De eigenschap witte bloemkleur is recessief (a)
Welk genotype kan een rode bloem hebben?
Welk genotype kan een witte bloem hebben?
Wat voor kleur heeft een bloem met het genotype Aa
Slide 42 - Tekstslide
Erfelijke aandoending doorgeven...
De mutatie zit in de geslachtcellen. Bij de bevruchting komt het foutje in de bevruchte eicel terecht.
Drager: Heeft 1x het foute gen en 1x een gezond gen.
Dominant overervend = de mutatie komt tot uiting in je fenotype (je hebt bv een bepaalde ziekte)
Recessief overervend = De mutatie komt niet tot uitinginn het fenotype (je hebt bv de ziekte zelf niet maar kunt hem wel doorgeven aan je kinderen.)