Herhaling periode 3

Herhaling periode 3
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Wat moet je weten voor de toetsweek?
Herhaling
Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Toetsweek
Je moet kunnen/leren:
  • begrijpelijk schrijven
  • een korte tekst schrijven
  • een persoonlijk verslag schrijven
  • hoofdletters en leestekens gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Toetsweek
(Docent laat magister zien)
Ga naar Magister: woensdag 2 april 4e uur. Je ziet een extra notitie met leerwerk. Open de bijlage! Dit is wat je moet weten.

Slide 4 - Tekstslide

Toetsweek

Slide 5 - Tekstslide

Begrijpelijk schrijven
  • Denk na over elk woord en elke zin. 
  • Gebruik eerst een kladpapiertje
  • Controleer je tekst op deze vragen: 
- Is mijn tekst volledig? Heb ik alle informatie opgeschreven? Is mijn tekst duidelijk en begrijpelijk? Heb ik geen spelfouten gemaakt?
  • Schrijf de tekst in het net. Gebruik hoofdletters en leestekens.

Slide 6 - Tekstslide

Een korte tekst schrijven
Als je een korte tekst of verslag moet schrijven dan is het handig om eerst alle informatie op een rijtje te zetten.
Dit doe je door de 5W + H vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Je geeft antwoord op de 5W + H vragen. Daarna begin je met schrijven. 


Slide 7 - Tekstslide

Een korte tekst schrijven
In je tekst maak je gebruik van alinea's en verdeel je de tekst in: 
  • Een inleiding: je schrijft kort waar je over gaat schrijven
  • Middenstuk: hier verwerk je de 5w + h vragen
  • Slot: je geeft je mening of een conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Schrijven
Tijdens het schrijven gebruik je volgordewoorden:
Eerst, daarna, vervolgens, toen, verder, ten slotte ect. 

Je maakt gebruik van hoofdletters en leestekens:
- Gebruik een hoofdletter aan het begin van de zin: Het is bijna weekend.
- Bij namen: Utrecht, Bas, Maartje, Oranjestraat, Ajax ect. 
Gebruik een punt bij gewone zinnen. 
Zet na een vraag een vraagteken

Slide 9 - Tekstslide

Oefen opdrachten maken
timer
25:00

Slide 10 - Tekstslide