hf 2.4 Schrijven - betoog

Welkom


klas th 1
januari 2021
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom


klas th 1
januari 2021

Slide 1 - Tekstslide

Boekendoos
Zie Classsroom:
Inleveren via Classroom: samenvatting + mening + foto's van je boekendoos.
Wanneer we weer naar school kunnen, lever je de doos in op school.

Slide 2 - Tekstslide

Iedereen aanwezig?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe was je vakantie?
Heb je nog iets bijzonders meegemaakt?

Slide 4 - Open vraag

Voor de kerstvakantie:
2.3  Lezen 

- feiten
- meningen
- tekstverbanden / signaalwoorden
- leestoets

Slide 5 - Tekstslide

Deze week: 
hf 2.4  Schrijven

betoog


Slide 6 - Tekstslide

 hf 2.4 SCHRIJVEN
Je leert: 
* wat een betoog is
* hoe je een betoog schrijft
* wat het verschil is tussen feiten en meningen 
* hoe je je woordgebruik aanpast aan je publiek

Slide 7 - Tekstslide

Feit of mening?
'Yes, weer naar school'
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quizvraag

Feit of mening:
Vandaag is het maandag.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quizvraag

Een feit kun je controleren.
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Betoog

Slide 11 - Tekstslide

betoog / een betogende tekst
= een tekst waarin je de lezers wilt overtuigen van jouw mening over een onderwerp.

Je wilt natuurlijk bewijzen dat je gelijk hebt.
Dat doe je door middel van ARGUMENTEN.
Je argumenten worden nog sterker  wanneeer je uitleg en/of voorbeelden geeft. ( = ONDERBOUWING)

Slide 12 - Tekstslide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 13 - Quizvraag

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 14 - Quizvraag

Een betoog:

  • heeft als tekstdoel: overtuigen
  • is een tekst waarin de schrijver zijn mening geeft
  • is een tekst waarin de schrijver argumenten (redenen) geeft voor die mening
  • heeft een duidelijk opbouw

Slide 15 - Tekstslide

Argumenten
Door het gebruik van argumenten wil je bewijzen dat jouw mening de juiste is. (Dat jij gelijk hebt.)

Argumenten: feiten of meningen

--> Feitelijke argumenten zijn het sterkst. 

Slide 16 - Tekstslide

Oefening
Stellng: Digitale games zijn verslavend.
  • Ben je voor de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes verslavend voor je zijn.
  • Ben je tegen de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes niet verslavend voor je zijn.
Oefening:
Stelling: Computergames zijn verslavend
  • Ben je voor de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes verslavend voor je zijn.
  • Ben je  tegen de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes niet verslavend voor je zijn.

Slide 17 - Tekstslide

Noem een of twee argumenten vóór de stelling: Computergames zijn verslavend.

Slide 18 - Open vraag

Noem een of twee argumenten TEGEN de stelling: Computergames zijn verslavend.

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag
opdr 1 + 2  = tijdens deze les

opdr  3+5  =  tijdens deze les óf  huiswerk

Slide 20 - Tekstslide

Terug in deze online les:
11.00 uur

Slide 21 - Tekstslide