K6 voedselrelaties

Voedselrelaties
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Voedselrelaties

Slide 1 - Tekstslide

Voedselrelaties: eten en gegeten worden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

voedselketen
Begint ALTIJD met een plant (Een alg is ook een plant)
Daarna een planteneter
Daarna een alleseter of een vleeseter
Tussen de organismen een pijl => (de pijl betekend 'wordt gegeten door....')
Dus:
Plant => planteneter => vleeseter

Slide 4 - Tekstslide

Voedselketen
Pijltje staat voor: Wordt gegeten door

Slide 5 - Tekstslide

Voedselketen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

voedselketen

Slide 8 - Tekstslide

Voedselketen
  1. Fotosynthese
  2. Planteneters
  3. Vleeseters en alleseters

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent de pijl in de voedselketen?
A
Verandert in
B
Wordt gegeten door
C
Is vrienden met
D
Wordt niet gegeten door

Slide 10 - Quizvraag

Wie eet de planteneters op?
A
Een vleeseter
B
Een alg
C
Een plant
D
Een alleseter

Slide 11 - Quizvraag

Wat is ALTIJD de eerste schakel in de voedselketen?
A
Een alleseter
B
Een plant
C
Een vleeseter

Slide 12 - Quizvraag

Ecosysteem: voedselrelatie (weergave voedselketen)

Slide 13 - Tekstslide

voedselweb
  • Meerdere voedselketens bij elkaar
  • Die met elkaar te maken hebben
  • Binnen een ecosysteem
  • Maakt duidelijk welke organismen invloed hebben op elkaar
  • Begint ook altijd met een plant!
  • Alle voedselrelaties binnen een gebied worden weergegeven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Voedselketen
Voedselweb

Slide 16 - Tekstslide

Hoe werkt de voedselkringloop?

Mensen eten dieren en planten. Dieren eten planten en andere dieren. Organismen kunnen niet zonder elkaar en je kan er een kringloop van maken.

  • Producenten: Groene planten zijn de makers van voedingsstoffen. Ze maken glucose en van glucose weer andere stoffen zoals eiwitten en vetten.
  • Consumenten: Mensen en dieren. Zij eten de planten en krijgen zo voedingsstoffen binnen. Consumeren is een ander woord voor eten en drinken.
  • In een voedselketen worden producenten gegeten door consumenten van de eerste orde, die op hun beurt weer gegeten worden door consumenten van de tweede orde.
  • Afvaleters eten op hun beurt weer dode resten van planten en dieren, de resten die ze achterlaten worden afgebroken door bacteriën en schimmels. Zij heten reducenten. 


Slide 17 - Tekstslide

voedselketen/voedselkringloop
Je maakt van een voedselketen een voedselkrinkloop, door er reducenten (bacteriën en schimmels) aan toe te voegen.

Door de reducenten worden de dode organismen weer omgezet in mineralen.
Die mineralen kunnen weer gebruikt worden door de planten
(om van glucose weer eiwitten/vetten te maken)

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een voedselketen?
A
Een groep dieren die samenleven in een gebied.
B
Een reeks organismen die elkaar beconcurreren.
C
Een reeks organismen die elkaar opvolgen als voedsel.
D
De verschillende planten die in een gebied groeien.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voedselketen die uit meerdere voedselketens bestaat?
A
Een voedselweb.
B
Een voedselpiramide.
C
Een voedselkringloop.
D
Een voedselnetwerk.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doel van een voedselweb?
A
Het laat zien welke organismen het sterkst zijn.
B
Het laat zien welke organismen het beste kunnen overleven.
C
Het laat zien welke organismen het meest voorkomen.
D
Het laat zien welke organismen elkaar opeten.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het beginpunt van een voedselketen?
A
Een omnivoor.
B
Een herbivoor.
C
Een plant.
D
Een roofdier.

Slide 22 - Quizvraag

Wat wordt er weergegeven in een voedselweb?
A
De interacties tussen dieren en planten.
B
Alle voedselrelaties binnen een gebied.
C
Alle organismen binnen een ecosysteem.
D
De verschillende plantensoorten binnen een gebied.

Slide 23 - Quizvraag

Biotoop






de abiotische factoren in een bepaald gebied

Slide 24 - Tekstslide

biotoop
alle abiotische factoren in een bepaald gebied.

Iedere biotoop heeft andere planten of dieren 
(biotisch = levend) 
en ander soort grond of temperatuur 
(a-biotisch = niet levend)

Slide 25 - Tekstslide

Biotische & abiotische factoren
levende factoren
levenloze factoren

Slide 26 - Tekstslide

Invloeden van het milieu
  • Biotische factoren (levende factoren)


  • Abiotische factoren (levenloze factoren)

Slide 27 - Tekstslide



Klimaat:
- Regen
- Wind
- Temperatuur


Bodem:
- Mineralen
- Water
- Steen of zand
Abiotische factoren
Uit levenloze natuur

Slide 28 - Tekstslide



Dieren:
- vijanden
- voedsel



Planten:
- Voedsel
- Bescherming
- Woning
Biotische factoren

Uit levende natuur

Slide 29 - Tekstslide

Consumenten
 Dit zijn alle dieren.
Zij consumeren (eten) de producenten
Eten zij alleen planten dan zijn het planteneters
Eten zij alleen dieren dan zijn het vleeseters
Eten zij planten en dieren zijn het alleseters

Slide 30 - Tekstslide

Producenten: planten
Consumenten: planteneters, vleeseters, alleseters en afvaleters.
Reducenten: Schimmels en bacteriën

Slide 31 - Tekstslide

Wat zijn reducenten?
A
Schimmels en bacteriën
B
Afvaleters
C
Planten
D
Dieren

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een alleseter?
A
Eet alleen dieren
B
Eet alleen planten
C
Eet zowel planten als dieren
D
Eet afval

Slide 33 - Quizvraag

Wat zijn producenten?
A
Dieren
B
Planten
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn consumenten?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Dieren
D
Planten

Slide 35 - Quizvraag

Bevers leven in gebieden met veel water, bomen en struiken. Hoe wordt zo’n gebied met alle biotische en abiotische factoren daarin genoemd? 
(Sleep het juiste antwoord naar de V)
ecosysteem
piramide van biomassa 
populatie
voedselweb 

Slide 36 - Sleepvraag

Welke twee stoffen verbruiken de bekerplanten bij de fotosynthese?                     Zet de plaatjes bij goed of fout

Slide 37 - Sleepvraag

Wat is een biotische factor?
A
Een factor uit de levenloze natuur
B
Steen of zand
C
Een factor uit de levende natuur
D
Mineralen

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de abiotische factor?
A
Vijanden
B
Voedsel
C
Wind
D
Bescherming

Slide 39 - Quizvraag

Producent
Consument
Reducent
Voedingsstoffen maken
Resten afbreken tot mineralen
Voedingsstoffen gebruiken

Slide 40 - Sleepvraag

wie is wie? sleep de juiste afbeelding naar de juiste plek

afvaleter
reducent
consument
producent

Slide 41 - Sleepvraag

Waar
Niet waar
Dieren zijn consumenten
een plant is een consument
biomassa is de totale massa dat producten eten
planten en schimmels zijn allebei recudenten
schimmels en bacterien zijn reducenten
in de cellen met bladgr.korrels vindt fotosynthesie plaats
een voedelketen eindigt altijd met een plant

Slide 42 - Sleepvraag

Afvaleters
Consumenten
Reducenten

Slide 43 - Sleepvraag

Voedselkringloop

Slide 44 - Tekstslide

Voedselkringloop
Koolstofkringloop

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Maken de voedselkringloop compleet
A
producenten
B
reducenten
C
consumenten
D
Zowel A, B als C is goed

Slide 47 - Quizvraag

In een voedselkringloop worden de voedingsstoffen doorgegeven tussen de:
A
Planten en dieren
B
Schimmels en dieren
C
De 4 rijken
D
Alleen de dieren

Slide 48 - Quizvraag

Aaneenschakeling van wie eet wie
A
Voedselkringloop
B
Voedselketen

Slide 49 - Quizvraag

Producenten
Reducenten
Consumenten
Afvaleters
Mineralen

Slide 50 - Sleepvraag