H11 Methodiek les observatietechnieken

Observeren H11 Methodisch werken
Observatiemethodes
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Observeren H11 Methodisch werken
Observatiemethodes

Slide 1 - Tekstslide

Inchecken.. hoe gaat het ermee de tijdens de donkere dagen voor kerst!

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

je weet precies wat je gaat observeren
A
gestructureerd
B
ongestructureerd

Slide 4 - Quizvraag

Wat gaan we doen?
voor de stageopdrachten moeten jullie kunnen observeren. In deze les gaan we kijken welke observatiemethoden je kunt inzetten om systematisch en doelgericht te observeren. 
doel:
-student kan observeren op stage
- student kan een SMART doel maken
- student kan een observatieplan maken



Slide 5 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?  
Kijk naar dit plaatje en beantwoord de volgende vragen

Slide 6 - Tekstslide

Observatie of interpretatie: Jongetje heeft chocola gepikt
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 7 - Quizvraag

Objectief of subjectief: zijn mondje en handen zitten vol met chocola
A
objectief
B
subjectief

Slide 8 - Quizvraag

Het jongetje is heel blij met de chocola
A
objectief
B
subjectief

Slide 9 - Quizvraag

Observeren 
Is een doelgerichte en systematische waarneming van gedragingen en uitingen van een of meer personen of van een gebeurtenis met de bedoeling de waarnemingen te beschrijven en samen te vatten.

Slide 10 - Tekstslide

Welke valkuilen waren er ook alweer? Als je de termen niet kent zoek ze op! je hebt 5 minuten daarna nemen we de termen door.
  1. Eigen mening van de observator;
  2. Emotionele betrokkenheid; 
  3. Het halo-effect;
  4. Het horn-effect;
  5. Vooroordeel;
  6. Projectie;
  7. Stemming;
  8. Ervaring. 
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Participerend en niet-participerend
Bij participerend neemt de observator zelf deel aan de te observeren situatie. 
Bij niet participerende observatie ben je uitsluitend toeschouwer. 

Slide 12 - Tekstslide

Gestructureerd en ongestructureerd
Bij gestructureerd bepaal je vooraf welk gedrag je gaat observeren, in welke omgeving, de interactie etc.
bij ongestructureerde observatie schrijf je op wat je opvalt je hebt geen observatielijst van te voren gemaakt. 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Bedenk bij elk van deze 4 methodes een voordeel en een nadeel, 
Je krijgt 7 minuten


Voordeel
Nadeel
Participerend
Niet- participerend
Gestructureerd
Ongestructureerd
timer
7:00

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer kies je voor gestructureerde observatie en wanneer voor ongestructureerde observatie

Slide 15 - Open vraag

Observatiemethoden
Bij observeren kun je verschillende methodes gebruiken:
- bestaande methodes of een eigen methode op maat

Observeren is altijd DOELGERICHT: je bent met de vraag die je wil beantwoorden
Observeren doe je PLANMATIG: je observeert systematisch volgens een plan (een observatieplan)

Slide 16 - Tekstslide

Wat zou een aanleiding
kunnen zijn voor een
observatie?

Slide 17 - Woordweb

professioneel observeren
-Formuleer duidelijk wat het doel is van je observatie en welke vraagstelling daarbij hoort.

-Leg vooraf vast naar welk gedrag je precies gaat kijken en deel dat gedrag in in categorieën.
-Probeer te observeren als buitenstaander en niet als betrokkene.
-Maak een observatielijst of observatieschema.


Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan observatie
  1. De aanleiding
  2. Het observatiedoel en de onderzoeksvraag
  3. Het concreet gedrag
  4. Om welke observatie categorieën gaat het
  5. De observatiemethode
  6. Plaats, situatie, data, tijdstippen en uitvoerder van de observatie;
  7. Algemene gegevens

Slide 19 - Tekstslide

Stap 1 de aanleiding
Redenen zijn bijvoorbeeld:
  • Als je signalen opvangt dat er iets mis gaat 
  • Als je een vraag hebt hoe je moet handelen
  • Als er problemen zijn
  • als je iemand beter wil leren kennen
  • Als je een verslag wil maken

In de aanleiding schrijf je precies waar de vraag vandaan komt, van wie en waarom.

Slide 20 - Tekstslide

Stap 2 het observatie- doel en vraagstelling
Doel: kort en duidelijk (SMART). Op welke vraag wil je een antwoord? 

Wie je gaat observeren
Welk gedrag je gaat observeren
In welke situatie je gaat observeren

Bijvoorbeeld: na de observatie weet ik hoe vaak Ciska een ander kindje slaat, ik observeer haar tijdens het speelkwartier buiten. 

Slide 21 - Tekstslide

Mw. wil 3 kilo afvallen hoe maak je hier een SMART doel van

Slide 22 - Open vraag

Katy wil op vakantie naar Spanje in de zomer en heeft 500 euro nodig hiervoor, maak hier een SMART doel van

Slide 23 - Open vraag

Opdracht
Bedenk een voorbeeld van een vraagstelling voor een observatie
Wie ga je observeren
Welk gedrag ga je observeren
In welke situatie

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht: bedenk een vraagstelling voor een observatie
Wie ga je observeren
Welk gedrag ga je observeren
In welke situatie. Bedenk iets van je stage!

Slide 25 - Open vraag

Stap 3 het concrete gedrag
Bij stap 3 omschrijf je het gedrag staat dat je wil observeren. 
 Dit doe je:
  • Concreet
  • het gedrag is waarneeembaar
  • geen interpretaties maar feiten


Slide 26 - Tekstslide

Observatiecategorie
concreet gedrag:
huilen, schreeuwen, rennen, gooien,  spullen afpakken, alleen een activiteit doen, samen een activiteit doen met kind/PM-er,  glimlach op haar gezicht, op een positieve manier communiceren


Categorieën:

- speelt samen
- speelt alleen
- vertoont negatief gedrag
- vertoont positief gedrag

Je gaat dus groeperen zodat je beter focussen



Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Stap 4 de observatie categorieen

  • Ze zijn helder en duidelijk
  • ze zijn volledig
  • Er is evenwicht tussen de categorieën. Bijv. de helft positief en de helft negatief


Slide 29 - Tekstslide

Hoe zie je stap 3 en 4 hier terug? 

Slide 30 - Tekstslide

Observatiemethode (stap 5)
Een manier om planmatig en doelgericht te observeren

4 hoofdgroepen:
1. Participerend/gestructureerd
2. Participerend/ongestructureerd
3. Niet-participerend/gestructureerd
4. Niet-participerend/ongestructureerd

Slide 31 - Tekstslide

hoe observeer je als je Participerend/gestructureerd observeert geef een voorbeeld

Slide 32 - Open vraag

hoe observeer je als je Participerend/ongestructureerd
observeert geef een voorbeeld

Slide 33 - Open vraag

Hoe observeer je als je niet-participerend/gestructureerd observeert, geef een voorbeeld.

Slide 34 - Open vraag

Hoe observeer je als je niet-participerend/ongestructureerd observeert, geef een voorbeeld

Slide 35 - Open vraag

Welke vorm van
observeren zie je in
de afbeelding hiernaast?
A
Niet-participerend
B
Participerend

Slide 36 - Quizvraag

Welke vorm van observeren
zie je in de afbeelding
hiernaast?
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 37 - Quizvraag

Het is belangrijk om zo onopvallend mogelijk aanwezig te zijn
A
participerend
B
niet participerend

Slide 38 - Quizvraag

je kunt direct waarnemingen registreren
A
participerend
B
niet participerend

Slide 39 - Quizvraag

je doet zelf mee in de situatie die je wil observeren
A
participerend
B
niet participerend

Slide 40 - Quizvraag

Je krijgt een behoorlijk compleet beeld van wat er gebeurt
A
gestructureerd
B
ongestructureerd

Slide 41 - Quizvraag

Je observeert systematisch en doelgericht
A
gestructureerd
B
ongestructureerd

Slide 42 - Quizvraag

Wat voor hulpmiddelen zijn er voor een observatie?

Slide 43 - Woordweb

Hulpmiddelen (stap 6)
  • Onewayscreen  of observatiescherm
  • Pen en papier
  • Camera
  • Spel/speelgoed
  • Stopwatch/ telefoon

Slide 44 - Tekstslide

Het tijdstip (6)
  • Continue observeren
  • Bepaalde gebeurtenissen observeren (Event sampling/ turfsysteem)
  • Op bepaalde momenten observeren (Time sampling /interval systeem)
  • Een combinatie van bovengenoemde

Slide 45 - Tekstslide

Algemene gegevens (stap 7)
Geef een korte omschrijving van de personen die je gaat observeren. Voor zover het van toepassing is beschrijf je de achtergrond van de personen, de school of werksituatie, de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Slide 46 - Tekstslide

Observeren in waarneembaar gedrag
Als je observeert, probeer je dat zo veel mogelijk te doen zonder het gedrag meteen te interpreteren. Je verzamelt puur de feiten. Later geef je daar pas een betekenis aan. Je schrijft op wat je ziet en niet wat je denkt te zien. Je geeft dus geen oordeel over wat je ziet.
Gedrag X zie ik 10 keer
Gedrag B zie ik 2 keer

Slide 47 - Tekstslide

maak een op een leeg formulier een stappenplan:
  1. De aanleiding
  2. Het observatiedoel en de vraagstelling
  3. Concreet gedrag 
  4. Observatie categorieën
  5. Observatiemethode
  6. Plaats en tijd
  7. Algemene gegevens

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

casus 
maak een observatieplan voor Fahri, gebruik je lege template

Slide 50 - Tekstslide

Evaluatie lesdoelen
Na afloop van de les:
  • Hoe stel je SMART doelen
  • Hoe maak je een observatieplan.
  • kan je de observatiemethoden inzetten tijdens je examens op stage?

Slide 51 - Tekstslide

Wat vond je van deze lessonUp
0100

Slide 52 - Poll

Opdracht 
Maak alle opdrachten van H11, lukt dit niet tijdens de les neem je ze uitgewerkt mee naar de volgende les. 

Slide 53 - Tekstslide