Hygiëne en infectiepreventie

• HBO
• Studiejaar 2

Hygiëne en infectiepreventie

Besmetting van jezelf en van je cliënt voorkomen

Weten wat, weten hoe en weten dat....

Een goede persoonlijke hygiëne betekent... (vul in)

Hygiëne op het werk

Sieraden afdoen, korte mouwen dragen en geen nagellak op. Het navolgen van infectiepreventiemaatregelen blijft een uitdaging.

Hygiëne op het werk

Goede hygiëne op het werk (in de zorg of in de dienstverlening) voorkomt dat mensen met een verminderde weerstand besmet raken met ziekteverwekkers en daardoor ziek worden en zelfs aan de gevolgen overlijden (Van Haaren et all, 2014)

Je mag stoffen schoenen dragen.

1. Klopt
2. Klopt niet

Je mag nooit (gel) nagellak dragen tijdens het werk.

1. Klopt
2. Klopt niet

Na elke dienst moet de broek die je aan had in de wasmachine voordat je hem weer naar je werk mag dragen.

1. Klopt
2. Klopt niet

Hygiene op het werk.
Waar let je op?

Hygiëne op het werk.
Waar let je op?

Specifieke doelgroepen in de sector GW

Aan welke specifieke doelgroepen denk je?

Zorg aan specifieke doelgroepen

• Doelgroep?
• Kenmerken?
• Verlenen basiszorg/persoonlijk verzorging?
• Zorgtechnologie?
• Meest voorkomende infecties?
• Hygiënemaatregelen?

Zorg aan specifieke doelgroepen

Beschrijf aan de hand van een casus welke ondersteuning deze specifieke doelgroep nodig heeft bij de basiszorg/persoonlijke verzorging.  

Wat is een infectie?

Wat is een besmetting?

Waardoor worden infecties veroorzaakt?

1. Door mensen en dieren
2. Door micro-organismen
3. Door een beschadigende huid
4. Door een verminderde weerstand

Directe besmetting loopt .....

1. via de lucht
2. via besmet voedsel
3. via de handen
4. door het aanraken van besmette instrumenten

Hygiënisch werken = infecties voorkomen

Leg de infectiecyclus uit

Leg de infectiecyclus uit

Welke groepen hebben een verminderde weerstand en zijn dus vatbaarder voor infecties

Wat zijn de algemene symptomen van een ontsteking?

t

Wat zijn de algemeen symptomen van een ontsteking?

Wat zijn kenmerken van een virusinfectie?

Wat zijn kenmerken van een bacteriële infectie?

Ontstaan van infectieziekten

Infectieziekten worden veroorzaakt door de aanwezigheid van micro-organismen zoals: bacteriën, virussen, schimmels of parasieten

Wat weet jij over........?

• Het ontstaan van infectieziekten
• Manieren van besmetting
• Fasen in het ontstaan van infectieziekten
• Ziekteverwekkers: bacterien, virussen, schimmels/gisten en parasieten
• Behandeling ziekteverwekkers

Voorbeelden van ziekten die door bacteriën veroorzaakt worden, zijn

1. Waterpokken
2. Koortslip
3. Longontsteking
4. Kalknagels

Schimmels en gisten bevinden zich bij de mens in grote getale.....

1. op de huid
2. in de darmen
3. in de longen
4. op de lippen/mond

Welke maatregelen
neem je om
infecties te voorkomen

Isolatieverpleging

Bij isolatieverpleging worden patiënten in een aparte ruimte verpleegd, omdat zij een gevaar kunnen zijn voor anderen.

Handen wassen

Handreiniging met water en zeep

Inwrijven van de handen met handalcohol

Skillslabmethode

Orientatie (Thuis)	1. Kennisgedeelte, voorbereiding door leerling (thuis)
Demonstratie (School)	2. Voorkennis ophalen 3. Demonstratie door docent - hele vaardigheid 4. Verbalisatie door de docent - stapsgewijs 5. Verbalisatie door de leerling - stapsgewijs 6. Demonstratie en verbalisatie door de leerling - hele vaardigheid
Oefenfase (School)	7. Begeleid oefenen met docent 8. Onbegeleid oefenen
Toetsfase (School/praktijk)	9. Beoordelen van het beheersingsniveau

Belangrijk bij vaardigheidslessen

1. Training/oefenen is nodig

2.Kennis, vaardigheden en beroepshouding komen aan bod

3. Veilig leerklimaat, check gevoeligheden

4. Geen risico voor cliënten

5. Bevoegd en bekwaam 

Aan de slag

Met handen wassen volgens protocol

Met water en zeep

Desinfecteren met alcohol

Wanneer pas je altijd handhygiëne toe?

Handreinging of inwrijven met alcohol is niet nodig voor of na vluchtig contact zoals een hand geven

1. Dit klopt
2. Dit klopt niet

Niet steriele handschoenen draag je ter bescherming van de cliënt.

1. Waar
2. Niet waar