Marktgedrag (2e) H1. Volkomen concurrentie of volledige mededinging

Week 49 (vanaf 2 december 2024)
Hoofdstuk 1. Volkomen concurrentie of volledige mededinging
  • actualiteit (prijzen blijven stijgen)
  • opdracht 3.24 klassikaal bespreken
  • stencil oefening grafieken
  • leerdoelen
  • instructie (volkomen concurrentie)
  • maakwerk: stencil opgave bij H3 + opdracht 1.1 t/m 1.7
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Week 49 (vanaf 2 december 2024)
Hoofdstuk 1. Volkomen concurrentie of volledige mededinging
  • actualiteit (prijzen blijven stijgen)
  • opdracht 3.24 klassikaal bespreken
  • stencil oefening grafieken
  • leerdoelen
  • instructie (volkomen concurrentie)
  • maakwerk: stencil opgave bij H3 + opdracht 1.1 t/m 1.7

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 3.24
 - P = 20
 - GTK = 2q + 4 + 45/q
 - MK = 4q + 4

Bereken het minimale verlies.
  • minimaal verlies MO = MK
  • 20 = 4q + 4 => q = 4
  • TO = p x q => TO = 20q
  • TK = GTK x q => 2q2 + 4q + 45
  • TW = TO - TK => 20 x 4 - (2 x 4+ 4 x 4 + 45)
  • TW = -13 => minimale verlies = -13

Slide 2 - Tekstslide

Maximale Winst
1. Wanneer is de winst maximaal?
  • maximale winst bij q = 90 en p = 100
2. Wanneer is de omzet maximaal?
  • maximale omzet bij q = 120 en p = 80
3. Wanneer wordt het break-even punt bereikt?
  • break-even punt bij q = 170 en p = 47
4. Totale winst arceren bij maximale winst.

5. Totale omzet arceren bij maximale winst.

6. Producentensurplus arceren bij maximale winst.

7. Consumentensurplus arceren bij maximale winst.

Slide 3 - Tekstslide

Maximale Winst
1. Wanneer is de winst maximaal?
  • maximale winst bij q = 90 en p = 100
2. Wanneer is de omzet maximaal?
  • maximale omzet bij q = 120 en p = 80
3. Wanneer wordt het break-even punt bereikt?
  • break-even punt bij q = 170 en p = 47
4. Totale winst arceren bij maximale winst.
  • totale winst
5. Totale omzet arceren bij maximale winst.

6. Producentensurplus arceren bij maximale winst.

7. Consumentensurplus arceren bij maximale winst.

Slide 4 - Tekstslide

Maximale Winst
1. Wanneer is de winst maximaal?
  • maximale winst bij q = 90 en p = 100
2. Wanneer is de omzet maximaal?
  • maximale omzet bij q = 120 en p = 80
3. Wanneer wordt het break-even punt bereikt?
  • break-even punt bij q = 170 en p = 47
4. Totale winst arceren bij maximale winst.
  • totale winst
5. Totale omzet arceren bij maximale winst.
  • totale omzet
6. Producentensurplus arceren bij maximale winst.

7. Consumentensurplus arceren bij maximale winst.

Slide 5 - Tekstslide

Maximale Winst
1. Wanneer is de winst maximaal?
  • maximale winst bij q = 90 en p = 100
2. Wanneer is de omzet maximaal?
  • maximale omzet bij q = 120 en p = 80
3. Wanneer wordt het break-even punt bereikt?
  • break-even punt bij q = 170 en p = 47
4. Totale winst arceren bij maximale winst.
  • totale winst
5. Totale omzet arceren bij maximale winst.
  • totale omzet
6. Producentensurplus arceren bij maximale winst.
  • producentensurplus
7. Consumentensurplus arceren bij maximale winst.

Slide 6 - Tekstslide

Maximale Winst
1. Wanneer is de winst maximaal?
  • maximale winst bij q = 90 en p = 100
2. Wanneer is de omzet maximaal?
  • maximale omzet bij q = 120 en p = 80
3. Wanneer wordt het break-even punt bereikt?
  • break-even punt bij q = 170 en p = 47
4. Totale winst arceren bij maximale winst.
  • totale winst
5. Totale omzet arceren bij maximale winst.
  • totale omzet
6. Producentensurplus arceren bij maximale winst.
  • producentensurplus
7. Consumentensurplus arceren bij maximale winst.
  • driehoek boven het producentensurplus

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen H1. Volkomen concurrentie
  • Ik kan de eerste 9 begrippen op pagina 20 omschrijven (zie ook LWEO).
  • Ik kan kenmerken en voorbeelden noemen van markten van volkomen concurrentie.
  • Ik kan het marktevenwicht zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
  • Ik kan de maximale winst bij volkomen concurrentie grafisch en rekenkundig onderbouwen.


















Slide 8 - Tekstslide

Koffiebonenmarkt
1. Zijn er veel of weinig aanbieders?
  • veel  aanbieders
2. Heeft een aanbieder invloed op de prijs?
  • aanbieder heeft geen invloed op de prijs
3. Zijn koffiebonen identiek of verschillend?
  • identiek, homogeen product
4. Consument inzicht in prijs en kwaliteit?
  • ja, transparante / doorzichtige markt
5. Kan producent beginnen en stoppen?
  • ja, vrij toetreding en uittreding

Slide 9 - Tekstslide

Marktvormen










                        Hoofdstuk 1                                Hoofdstuk 2              Hoofdstuk 3               Hoofdstuk 4

Slide 10 - Tekstslide

Marktvormen

Slide 11 - Tekstslide

Volkomen concurrentie

Slide 12 - Tekstslide

Invloed op prijs
Koffiebonen is een homogeen product, dus ik koop daar waar de prijs het laagst is. Stel, er komt een marktprijs tot stand waarbij winst wordt gemaakt.

Wat is het gevolg voor het aantal aanbieders?
  • aantal aanbieders neemt toe, winst is aantrekkelijk!

Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
  • verschuift naar rechts

Wat gebeurt er met de marktprijs?
  • bij gelijke vraag zal de prijs dalen, winst daalt!

De prijs in een markt van volkomen concurrentie komt tot stand door vraag en aanbod (marktmechanisme).

Slide 13 - Tekstslide

Marktevenwicht
In perfect werkende markten gaat de markt op zoek
naar het marktevenwicht. Dat is de prijs (P) waarbij vraag
en aanbod in evenwicht zijn (Qv = Qa).

Gegeven: vraagfunctie     Qv = -4P + 100
                     aanbodfunctie Qa = 5P - 25
Bereken het marktevenwicht (Qv = Qa) en de omzet daarbij.
  • -4P + 100 = 5P - 25 => -4P - 5P = -25 - 100 => -9P = -125 => P = -125 / -9 => P = € 13,89
  • vul P in Qv = -4 x € 13,89 + 100 => Qv = 44,44 of Qa = 5 x € 13,89 -25 = 44,44
  • omzet = p x q = € 13,89 x 44 = € 611,16

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: stencil opgave bij H3 (2 opgaven)
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 1.1 t/m 1.7

Slide 16 - Tekstslide

Week 50 (vanaf 9 december 2024)
Hoofdstuk 1. Volkomen concurrentie of volledige mededinging
  • actualiteit
  • opgave bij H3 klassikaal bespreken
  • leerdoelen
  • instructie (MK, afgeleide en maximale winst)
  • maakwerk: opdracht 1.8 t/m 1.19

Slide 17 - Tekstslide

Opgave bij 1 bij H3
Antwoord

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 2 bij H3
Antwoord

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen H1. Volkomen concurrentie
  • Ik kan de 14 begrippen op pagina 20 omschrijven (zie ook LWEO).
  • Ik kan kenmerken en voorbeelden noemen van markten van volkomen concurrentie.
  • Ik kan het marktevenwicht zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
  • Ik kan de maximale winst bij volkomen concurrentie grafisch en rekenkundig onderbouwen.
  • Ik kan de marginale kostenfunctie afleiden uit de totale kostenfunctie.
  • Ik kan de individuele aanbodfunctie opstellen vanuit de marginale kostenfunctie.
  • Ik kan de dynamiek op de markt bij het toetreden van nieuwe aanbieders beschrijven.
  • Ik ken de ceteris paribusfactoren die van invloed zijn op de vraag- en aanbodfunctie.
  • Ik kan een verandering van kosten rekenkundig verwerken in de aanbodfunctie.
  • Ik kan de prijselasticiteit van de vraag berekenen en de uitkomst interpreteren.


















Slide 20 - Tekstslide

Individuele aanbieder








Bij volkomen concurrentie heeft de individuele producent geen invloed op de prijs.
P = GO = MO
De prijs is bij elke afzet gelijk, de producent is een hoeveelheidaanpasser!

Slide 21 - Tekstslide

Toetreders op de markt (lange termijn)








Zolang er winst is (P > GTK), zullen er bij volkomen concurrentie nieuwe toetreders zijn. 
P = GTK = BEP

Ondernemers ontvangen een vergoeding (in de GTK) voor hun inspanning.
Q'a
-----------
P = GTK = BEP (= GO = MO)

Slide 22 - Tekstslide

MK en qa
In een markt van volkomen concurrentie heeft de aanbieder geen invloed op P, en dus ook niet op MO. De MK zijn dan ook bepalend voor het aanbod. Ik kan een individuele aanbodfunctie (qa-functie) opstellen vanuit de MK.
  • Qa versus qa?
  • Qa = hele markt
  • qa = individuele aanbieder

De MK-functie (= qa-functie individuele aanbieder) geeft het verband weer tussen het aanbod en de prijs van de individuele aanbieder. Herschrijven: MK vervangen door P en q door qa:
  • MK = q + 5 => qa = P - 5

Slide 23 - Tekstslide

Maximale Winst (MO = MK)
De MO is de afgeleide van TO-functie en de MK is de afgeleide van TK-functie. De afgeleide krijg je door te vermenigvuldigen met de macht en de macht 1 te verlagen:
  • TO = 21q => MO = 21
  • TK = q2+ 3q + 60 => MK = 2q + 3

Wat is de maximale winst bij bovenstaande TO en TK?
  • maximale winst: bij MO = MK =>
  • 21 = 2q + 3 => bij q = 9
  • totale winst (bij maximale winst): TW = TO – TK =>
  • TW = (21 * 9) - (9+ 3 ∗ 9 + 60) = 21



Slide 24 - Tekstslide

Prijselasticiteit van de vraag (Ev)


Ev = %Δq / %Δp
waarbij %Δ = (nieuw - oud) / oud
PrijsElasticiteitVanDeVraag(Ev)=ProcentueleVeranderingPrijsProcentueleVeranderingGevraagdeHoeveelheid

Slide 25 - Tekstslide

Prijselasticiteit en omzet
volkomen inelastische vraag


relatief inelastische vraag

-

relatief elastische vraag


-

Slide 26 - Tekstslide

Dynamiek op de markt, vraagfactoren
  • Verschuiving langs de vraaglijn:
        1. prijs (p)
  • Verschuiving van de vraaglijn (zie figuur rechts)
       2. inkomen (van de consumenten)
       3. bevolkingsomvang (aantal consumenten)
       4. behoefte (voorkeur van de consumenten)
       5. prijzen van substitutie (vervangende) goederen
       6. prijzen van complementaire (aanvullende) goederen

Bij de vraaglijn neem je altijd aan dat alle andere vraag factoren (dan de prijs) die de vraag beïnvloeden niet veranderen (gelijk blijven) = ceteris paribus voorwaarde, alleen de prijs wijzigt!

Slide 27 - Tekstslide

Dynamiek op de markt, aanbodfactoren
  • Verschuiving langs de aanbodlijn:
       1. prijs (p)
  • Verschuiving van de aanbodlijn (zie figuur rechts):
       2. productiekosten per stuk (kostprijs)
       3. aantal aanbieders




Bij de aabodlijn neem je altijd aan dat alle andere aanbodactoren (dan de prijs) die het aanbod beïnvloeden niet veranderen (gelijk blijven) = ceteris paribus voorwaarde, alleen de prijs wijzigt!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

1) Onderneming ‘Energiebewust’ produceert o.a. het product ‘Eminder’ en heeft voor dit product de volgende gegevens op een rijtje gezet:
- productiecapaciteit 10.000 stuks
- variabele kosten per stuk € 35 ongeacht het aantal stuks
- constante kosten (TCK) bedragen € 600.000
De variabele kosten zijn ...
A
progressief
B
degressief
C
proportioneel

Slide 30 - Quizvraag

2) Het energiezuinige consumentenproduct ‘Eminder’ wordt verhandeld op een markt die vele overeenkomsten heeft met een markt van volkomen concurrentie. Voor deze markt gelden de volgende gegevens met betrekking tot vraag en aanbod:
- Qa = 2P – 70 Qa = aangeboden hoeveelheid (× 10.000 stuks)
- Qv = -3P + 530 Qv = gevraagde hoeveelheid (× 10.000 stuks)
Wat is de prijs en marktomzet als de markt in evenwicht is.

A
P = € 120 en marktomzet = € 204 miljoen
B
P = € 92 en marktomzet = € 114 miljoen
C
P = € 120 en marktomzet = € 170 miljoen
D
P = € 92 en marktomzet = € 254 miljoen

Slide 31 - Quizvraag

6) Voor een ondernemer geldt de gemiddelde kostenfunctie: GTK = q + 10 + 125/q.

Wat is de juiste vergelijking van de marginale kostenfunctie?
A
MK = 2q + 10
B
MK = q2 + 10q + 125
C
MK = q + 135
D
MK = 2q + 135

Slide 32 - Quizvraag

9) Bij volkomen concurrentie is de individuele producent ...
A
prijszetter
B
prijsaanpasser
C
hoeveelheidszetter
D
hoeveelheidsaanpasser

Slide 33 - Quizvraag

11) Er vindt een verschuiving plaats in de aanbodlijn van telefoonopladers
van Qa = 3P - 30 naar Qa’ = 3P - 50.

Dit kan veroorzaakt zijn door ...
A
meer vraag naar telefoonopladers.
B
hogere prijs van telefoonopladers.
C
lagere productiekosten van telefoonopladers.
D
minder aanbieders.

Slide 34 - Quizvraag

16) De marktprijs van één belminuut is € 0,08. De variabele kosten van Mobiel zijn € 0,03 per belminuut en de constante kosten € 1.200.000 per maand. Mobiel kan maximaal 35 miljoen belminuten per maand aanbieden.

Bereken de break-evenafzet voor Mobiel in miljoenen belminuten per maand.
A
5
B
8
C
12
D
24

Slide 35 - Quizvraag

18) De marktprijs van één belminuut is € 0,08. De variabele kosten van Mobiel zijn € 0,03 per belminuut en de constante kosten € 1.200.000 per maand. Mobiel kan maximaal 35 miljoen belminuten per maand aanbieden.

Bereken de maximale winst voor Mobiel in euro's per jaar.
A
€ 550.000
B
€ 6.600.000
C
€ 1.200.000
D
€ 24.000.000

Slide 36 - Quizvraag

19) De marktprijs van één belminuut is € 0,08. De variabele kosten van Mobiel zijn € 0,03 per belminuut en de constante kosten € 1.200.000 per maand. Mobiel kan maximaal 35 miljoen belminuten per maand aanbieden.

Bereken de gemiddelde totale kosten (GTK) voor Mobiel in eurocent per belminuut, bij 35 miljoen belminuten per maand.
A
€ 3
B
€ 3,43
C
€ 6,43
D
€ 8,43

Slide 37 - Quizvraag

20) Voor een landbouwproduct in Europa geldt het volgende:
Qv = -10P + 4.000; p luidt in euro's per ton
Qa = 10P – 800; Q luidt in tonnen
De Europese Commissie (EC) onderzoekt wat het effect is van het verlenen van een subsidie aan de aanbieders met een omvang van € 80 per ton.
De nieuwe aanbodfunctie als gevolg van die maatregel wordt ...
A
Qa = 10P – 1.600
B
Qa = 10P – 880
C
Qa = 10P – 720
D
Qa = 10P

Slide 38 - Quizvraag

32) De marktprijs voor theeglazen is € 8. Voor het bedrijf Murano gelden de volgende kosten voor theeglazen:
TCK = 60 en GVK = 0,25Q + 2

Bij welk aantal glazen haalt Murano maximale winst?
A
8
B
12
C
3.600
D
12.000

Slide 39 - Quizvraag

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 1.8 en 1.19
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 1.6 Zelftest

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 1.15

Slide 41 - Tekstslide

Opdracht 1.18

Slide 42 - Tekstslide