1B 22 november 2024

22 November 2024
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundePraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

22 November 2024

Slide 1 - Tekstslide

What did you learn last lesson?

Slide 2 - Tekstslide

Repetition = Herhaling
What are the days of the week? 
How many days are in a week?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

You learned the days of the week

Slide 5 - Tekstslide

Doel van deze les

1. Je leert lichaamsdelen in het Engels.
2. Je leert het werkwoord to have ( = hebben) spellen. 

Slide 6 - Tekstslide

Write the verb to have in your notebook.
To have
I have a mouth.
You have a mouth.
She/he/ it has a mouth.
We have mouths.
You have mouths.
They have mouths.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf nu achter ieder zinnetje wat het betekent in het Nederlands.
To have                                                      hebben
I have a mouth.                                      Ik ... 
You have a mouth.                                Jij ....
She/he/ it has a mouth.                      Zij/ hij/ het
We have mouths.                                    Wij...
You have mouths.                                  Jullie...
They have mouths.                                Zij ...

Slide 8 - Tekstslide

ANTWOORD: Controleer de antwoorden in je schrift. Verbeter de fouten. 
To have                                                      hebben
I have a mouth.                                      Ik heb een mond. 
You have a mouth.                                Jij hebt een mond.
She/he/ it has a mouth.                      Zij/ hij/ het heeft een mond.
We have mouths.                                    Wij hebben monden.
You have mouths.                                  Jullie hebben monden.
They have mouths.                                Zij hebben monden.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de dagen van de week?
Schrijf in je schrift de dagen van de week op.
Schrijf de dagen in het Nederlands.
Je hebt 5 minuten om ze op te schrijven. 
Je mag zachtjes met elkaar overleggen.
Daarna kijken we de opdracht na.

Slide 10 - Tekstslide

Dagen van de week NL
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag 
Zaterdag 
Zondag

Slide 11 - Tekstslide

Wie weet al hoe je de dagen in het Engels zegt?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Zijn de doelen gehaald?
1.  Wat is woensdag in het Engels?
A. Monday
B. Wednesday
2. How many days are in a week? 
A. seven
B. five
What is the day today in English?
Write it in your notebook!

Slide 14 - Tekstslide

Body parts = lichaamsdelen
1. Schrijf je naam op het blaadje met de lichaamsdelen.
2. Schrijf in je schrift het Engelse woord over.
3. Schrijf daarachter de Nederlandse vertaling.
4. Je mag samenwerken met degene die naast je zit.
5. Je mag zachtjes overleggen.
6. Begin met de woorden die je het makkelijkst vindt.

Slide 15 - Tekstslide

Zijn de lesdoelen gehaald?
1.  I ______ (to have) a mouth. 
A. have
B. has
C. ?
2. The cat _____________ (to have) a mouth.  
A. has
B. have
C. ?

Slide 16 - Tekstslide

Happy Weekend!

Slide 17 - Tekstslide

Have a

Slide 18 - Tekstslide

Yellow = geel

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Red = rood

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Green = groen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Blue = blauw

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

 Orange = oranje

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

White = Wit

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Black = zwart

Slide 32 - Tekstslide