Lijdend voorwerp afsluiten + start verwijswoorden dond 18 maart

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

1C Nederlands - donderdag 

WELKOM!
NODIG: leesboek + H4 taalverzorging formuleren 

Planning

10 minuten lezen

Uitleg H4 taalverzorging formuleren: verwijswoorden

Zelfstandig werken
Afsluiting

Lesdoel

Je kunt opzoeken of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. 

Je kunt uitleggen wanneer je die/deze en dit/dat gebruikt. 

Lezen

de beurtbalkje // het beurtbalkje? Wat is goed? de/het

balkje voor het scheiden van koopartikelen op een kassaband in bijvoorbeeld een supermarkt.

de nestel / het nestel

1. de nestel
2. het nestel

de kwik lok / het kwik lok

1. de kwik lok
2. het kwik lok

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Hoe kom je erachter?

De-woorden --> mannelijk of vrouwelijk.
Het-woorden --> onzijdig.

Twijfel je tussen de en het? Zoek dit op! 

Verwijswoorden

Saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. 

Daarom variatie aanbrengen.

Hoe? ---> door verwijswoorden 

deze - die - dit - dat 

het-woorden 

dat, dit 

het --> dat + dit

De-woorden 

 

die, deze

de --> die + deze

Onzijdig

Mannelijk/vrouwelijk

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Welke woorden zijn verwijswoorden?

1. Die en deze
2. in en uit
3. Welke en wanneer

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.

1. juist
2. onjuist

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.

1. juist
2. onjuist

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Dat/deze? .... nieuwe laptop is veel beter dan onze oude.

1. Dat nieuwe laptop is veel beter ...
2. Deze nieuwe laptop is veel beter ...

Waarom deze laptop en niet dat?

Je zegt de laptop in plaats van het laptop. 
Dus dan krijg je die of deze! 

Aan de slag!

WAT: H4 taalverzorging formuleren: over verwijswoorden. Opdracht 1 t/m 3
HOE: Studiewijzerplus 
HULP: Bekijk het uitlegfilmpje, pak de theorie erbij, vraag een klasgenoot, steek dan je hand op. 
EERDER KLAAR: Trainen via Studiewijzerplus of lezen. 
--> geen spelletjes! 

Deze of dit? Tom heeft alle Harry Potter-films gezien,behalve deze/dit ene

Die of dat? De rugzak die/dat Tom gekocht heeft, is nu al kapot!

1. De rugzak die Tom gekocht heeft ...
2. De rugzak dat Tom gekocht heeft ...

Ik begrijp wanneer ik die/deze gebruik en wanneer dat/dit

1. Ja
2. Nee
3. Beetje, ik heb hulp nodig

Afsluiting

Vandaag gemaakt: opdracht 1 t/m 3 
Heb je een leesboek? Morgen controleer ik of iedereen een leesboek heeft. 

Fijne middag!