In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Argumentatie 1
Slide 1 - Tekstslide
Een standpunt is
A
een reden waarom je iets vindt
B
iets wat je op kunt zoeken
C
iets wat waar is
D
een uitspraak over een bepaald onderwerp
Slide 2 - Quizvraag
Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Er zitten vlekken op deze broek, koop 'm maar niet.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument
Slide 3 - Quizvraag
Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Dit is een goede school: er wordt veel gedaan aan kunstzinnige en creatieve vorming.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument
Slide 4 - Quizvraag
Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Danceparty's moeten verboden worden: ze zijn een gevaar voor de volksgezondheid.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het standpunt?
A
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
B
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje.
C
Mobiele telefoons voor jongeren zouden verboden moeten worden.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een standpunt?
A
Ik ontbijt liever als ik al een tijdje wakker ben.
B
30% van de jongeren ontbijt niet.
C
Ik vind dat er op school een ontbijt aangeboden moet worden.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het standpunt?
A
Leven en laten leven
B
Dat weet ieder weldenkend mens
Slide 8 - Quizvraag
Feitelijke argumenten
Deze zijn te controleren.
Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen.
Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.
Slide 9 - Tekstslide
Waarderend argument
Een waarderend argument kun je niet controleren. Je kunt er ook van mening over verschillen.
Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen.
Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!
Slide 10 - Tekstslide
De iPhone 6 kun je het beste bij Tele2 kopen. Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.
Dit is een standpunt met een feitelijk of waarderend argument.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 11 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend argument?
Zelfgemaakte pizza is lekkerder, want je kunt zelf de ingrediënten kiezen.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 12 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend argument? Er moeten meer docenten met een universitaire opleiding komen, anders gaat het niveau van de havo achteruit.
A
waarderend argument
B
feitelijk argument
Slide 13 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend argument? Het is beter om geen vlees te eten want heel veel dieren lijden pijn voordat ze gedood worden voor de vleesindustrie.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 14 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 15 - Quizvraag
Enkelvoudig
Voorbeeld:
Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.
Slide 16 - Tekstslide
Nevenschikkende argumentatie
Een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.
mening
↑
argument 1 ↔ argument 2
Slide 17 - Tekstslide
Nevenschikkend
Voorbeeld:
Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring en ze kan goed met kinderen omgaan.
Slide 18 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie
Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
mening
↑
argument
↑
argument
Slide 19 - Tekstslide
Onderschikkend
Voorbeeld:
Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Herhaling argumentatiestructuur
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 22 - Sleepvraag
Herhaling argumentatieschema
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Meervoudige onderschikkende argumentatieschema
Enkelvoudige onderschikkende argumentatieschema
Slide 23 - Sleepvraag
Zet de eerste drie zinnen van alinea 2 in een argumentatieschema:
standpunt – argument 1 – subargument
Standpunt
Argument 1
Subargument
Korthals conclusie ....zo verwonderlijk
Een oude....hoge uitkomsten.
Mensen gaan.... worden uitgesproken
Slide 24 - Sleepvraag
De tijd na je eindexamen is het mooist, want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren: op kamers wonen, de opleiding van je dromen volgen en veel nieuwe mensen ontmoeten.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
veel nieuwe mensen ontmoeten.
De tijd na je eindexamen is het mooist,
op kamers wonen,
de opleiding van je dromen volgen
want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren:
Slide 25 - Sleepvraag
Vul op basis van alinea 5 het onderstaande argumentatieschema in.
Het idee om ‘vossen terug te laten keren in de weilanden’ raakt kant noch wal.
Vossen zijn helemaal nooit weggeweest (maar de vossenstand wordt op peil gehouden door goed wildbeheer).
Vossen moet je niet willen in een vogelrijke polder.
Vossen zullen vooral weidevogels en hun pullen te grazen nemen.
Slide 26 - Sleepvraag
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Met je ogen dicht kun je beter luisteren.
Je bent meer ontspannen.
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit.
Je wordt nergens door afgeleid.
Slide 27 - Sleepvraag
Slide 28 - Tekstslide
Opdracht
Wat is de structuur van nevenschikkende argumentatie?
Slide 29 - Tekstslide
Opdracht
Schrijf een korte betoog met jouw mening over deze tekst. In jouw betoog moet een standpunt zitten en drie argumenten. De structuur moet als volgt zijn: standpunt (pijl) argument + (argument (pijl) ondergeschikt argument) (4 p) I