Herhaling 1.2 4GTL
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Het inkomen waar je loonbelasting en premies voor de sociale verzekeringen over betaald.
A
Nettoloon
B
Brutoloon
C
Besteedbaar inkomen
D
Modaal inkomen
Slide 6 - Quizvraag
Het inkomen na het betalen van verplichte (vaste) uitgaven.
A
Nettoloon
B
Brutoloon
C
Besteedbaar inkomen
D
Modaal inkomen
Slide 7 - Quizvraag
Het modaal inkomen =
A
Het gemiddelde inkomen.
B
Het minimuminkomen.
C
Het inkomen dat het meest voorkomt.
D
Het inkomen dat je minimaal nodig hebt om van te leven.
Slide 8 - Quizvraag
Hoe ontstaan inkomensverschillen?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Wat geeft het diagonaal aan?
A
Alle groepsleden hebben evenveel inkomen.
B
Alle groepsleden verdienen precies de helft van het totale inkomen.
C
De groepsleden verdienen allemaal een verschillend inkomen.
D
De groepsleden verdienen allemaal het totale groepsinkomen.
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Hoeveel procent van het totale inkomen wordt maandelijks ontvangen
door het groepslid met het hoogste inkomen?
door het groepslid met het hoogste inkomen?
A
10 %
B
25 %
C
45 %
D
55 %
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat is stap 1
bij het berekenen van een daling of stijging?
bij het berekenen van een daling of stijging?
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Open vraag
De consument voelt zich benadeeld, vooral doordat de verpakking van de Toblerone-reep even groot is gebleven.
Welke twee marketinginstrumenten past Toblerone hier toe?
Welke twee marketinginstrumenten past Toblerone hier toe?
A
plaatsbeleid en productbeleid
B
plaatsbeleid en promotiebeleid
C
productbeleid en prijsbeleid
D
promotiebeleid en prijsbeleid
