oefentoets vwo Schritt 19-23

Übersetze die Wörter von           
Deutsch nach Niederländisch
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Übersetze die Wörter von           
Deutsch nach Niederländisch

Slide 1 - Tekstslide

vertaal: knutselen

Slide 2 - Open vraag

vertaal: medewerkers

Slide 3 - Open vraag

vertaal: het stopcontact

Slide 4 - Open vraag

vertaal: deze gebeurtenis

Slide 5 - Open vraag

vervoeg het werkwoord: Ich.............(hassen) meinen Bruder.
A
hass
B
hassen
C
hasst
D
hasse

Slide 6 - Quizvraag

Du ........(dürfen) alleine ausgehen?
A
dürfst
B
darft
C
dürfen
D
darfst

Slide 7 - Quizvraag

Wer (wissen) ...............die Antwort?
A
wisst
B
weist
C
weiss
D
weis

Slide 8 - Quizvraag

Er (werden)................nach Hause gehen.
Vertaal alleen het woord tussen hakjes

Slide 9 - Open vraag

Tom (basteln) ...................ein Boot.

Slide 10 - Open vraag

Familie Meier (zeichnen).................gerne.

Slide 11 - Open vraag

Sie (mv) (bauen).................ein Haus.

Slide 12 - Open vraag

Zoek de kloppende persoonlijke voornaamwoorden.
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Ik
Jij
Hij
Zij
Het
Wij
Jullie
Zij (mv)

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de juiste vervoegingen naar de persoonlijke voornaamwoorden.
Plaats de volgende 7 woorden in de juiste vak.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie
arbeite
grüßt
heiraten
kommst
reist
suchen
suchst

Slide 14 - Sleepvraag

1e naamval
Tekst
Tekst
Tekst
Sleep de persoonlijke voornaamwoorden naar de juiste naamval
1e naamval
3e naamval
sie
ihm
Ihnen
Sie
uns
wir
dir
ihr
euch
mir
er
du
ich

Slide 15 - Sleepvraag