Wedstrijd 2 (could/couldn't)
Say these in sentences in English/.
Use could/couldn't1. Zeg dat je niet wakker kon worden vanochtend.
2. Zeg dat je zus kon lezen voor ze drie jaar oud was.
3. Zeg dat jullie morgen naar de bioscoop zouden kunnen gaan.
4. Zeg dat Jim het ongeluk niet kon voorkomen.