In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent: A.C.M.?
A
Autoriteit Consument & Markt
B
Autoriteit Consument & Media
C
Autoriteit Commercie & Markt
D
Algemene Consumenten & Markt
Slide 2 - Quizvraag
In welke rij staan alleen keurmerken?
A
ANVR - CBS - Fairtrade
B
Kemakeur - ANVR - CBS
C
ANVR- Kemakeur - Fairtrade
D
CBS - Fairtrade - Kemakeur
Slide 3 - Quizvraag
Welke term hoort bij: De macht/kracht van de consument op wat de producent verkoopt.
A
Consumenten kracht
B
Kopers macht
C
Consumer Power
D
Danoontje Power
Slide 4 - Quizvraag
Welke wet is van toepassing als je iets via internet koopt?
A
Warenwet
B
Wet koop op afstand
C
Wet product
aansprakelijkheid
D
Colportagewet
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een gebruiksgoed?
A
TV
B
Chips
C
Benzine
D
Zeep
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent: N.V.W.A.?
A
Nederlandse Verkeer, Water en Autodienst
B
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit
C
Nationale Voedsel en Warenautoriteit
D
Nationale Verkeer, Water en Autodienst
Slide 7 - Quizvraag
Als een product onveilig is, kan het uit de handel genomen worden. welke instantie kan bepalen of dat moet gebeuren?
Slide 8 - Open vraag
Je brengt een jas terug naar de winkel omdat de voering gescheurd is. en dat terwijl je de jas nog maar een week hebt. wie moet zorgen voor de reparatie of vervanging?
A
De producent
B
De winkelier
C
De consument
Slide 9 - Quizvraag
Producten die in de winkel liggen mogen geen gevaar opleveren voor de gezondheid of de veiligheid. welke wet schrijft dit voor?
A
Warenwet
B
Colportagewet
C
Gezondheids- en veiligheidswet
D
Wet productaanspraakelijkheid
Slide 10 - Quizvraag
Timo vergelijkt prijzen van chocopast. Nutella € 4,79 voor 630 gram AH € 1,89 voor 400 gram Duo Penotti € 3,89 voor 530 gram Bereken welke chocopasta het duurste is per 100 gram
Slide 11 - Open vraag
Een fiets kost normaal € 745, nu staat hij in de aanbieding voor € 600. Hoeveel procent is hij nu goedkoper?