Present simple individueel

• Engels
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-4

Planning

5 minutes - study vocabulary week 4 (Quizlet)

10 minutes - grammar: present simple

15 minutes - exercises

10 minutes - game

02:43

Wanneer gebruik je de present simple? Noem er drie.

06:49

Bij wie krijg je een -s achter het werkwoord in de present simple?

1. He, she, it
2. We, you, they
3. You, you
4. I

Vraagzinnen & ontkenningen (niet-zinnen)

Bij I, you, we, you, they: 

Vraagzin: Voeg ''do'' toe aan het begin van de zin.

They walk to school -> Do they walk to school?

Ontkenning: Voeg ''don't'' toe aan de zin (achter het onderwerp)

We listen to music -> We don't listen to music

Vraagzinnen & ontkenningen (niet-zinnen)

Bij he, she, it (SHIT regel):

Vraagzin: Haal -(e)s weg achter het werkwoord en voeg does toe aan het begin van de zin

She asks questions -> does she ask questions?

Ontkenning: Haal -(e)s weg en voeg doesn't toe achter het onderwerp

Leon studies hard -> Leon doesn't study hard.

My brother ... (miss) his dog very much.

Maak hier een vraagzin van:
My brother misses his dog very much.

Maak hier een ontkennende zin (een niet-zin) van:
My brother misses his dog very much.

They always ... (swim) during the summer.

09:05

OPDRACHT: Door welk woord kan je het onderstreept gedeelte vervangen? Sleep de zinnen naar het juiste woord toe. (dus van boven naar beneden)

She

They

We

He

Lara and I always walk to school together.

Simon never asks any questions.

I wonder how Rachel and Ross are doing.

Cynthia 

washes her hair every two days.

Maak hier een vraagzin van: They always swim during the summer.

Maak hier een ontkennende zin (een niet-zin) van: They always swim during the summer.

Exercises

Maak opdracht E (2.2) op Learnbeat.

Finished?

Study vocabulary week 4