Poëzie blok 4

Poëzie blok 4
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Poëzie blok 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Korte herhaling vorige les 
- Uitleg theorie
- Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Korte herhaling vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van een gedicht?
A
Een gedicht moet altijd in een sonnetvorm zijn geschreven.
B
Een gedicht is verdeeld in versregels, die niet de hele pagina vullen.
C
Een gedicht heeft altijd een duidelijke plot zoals een verhaal.
D
Een gedicht moet altijd rijmen.

Slide 4 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met een "strofe" in een gedicht?
A
Een enkel woord in een gedicht.
B
Een groep versregels die samen een deel van het gedicht vormen.
C
De laatste regel van een gedicht.
D
Een rijmende zin.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een tegenstelling?
A
De zon schijnt zo fel dat de wereld verblind raakt.
B
Het is een strijd tussen licht en duisternis.
C
Ik ben zo blij dat ik huil.
D
Hij is zo groot als een reus.

Slide 6 - Quizvraag

Een gedicht heeft altijd een duidelijk ritme.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Alle gedichten bevatten rijm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg theorie!
Rijm in Gedichten

Dichters gebruiken vaak rijm om hun gedichten mooier te maken en om de woorden een ritme te geven. Er zijn verschillende soorten rijm die je kunt tegenkomen in gedichten:

Slide 9 - Tekstslide

Binnenrijm en Eindrijm
Binnenrijm: Als woorden binnen dezelfde regel rijmen, noemen we dat binnenrijm.
Voorbeeld: De zon schijnt fel, ik voel me snel.

Eindrijm: Als de woorden aan het einde van twee regels op elkaar rijmen, noem je dat eindrijm.
Voorbeeld: De nacht is stil, ik voel een gil.

Slide 10 - Tekstslide

Welk type rijm is dit?
"De regen valt zacht neer,
De lucht is helder en weer."
A
Binnenrijm
B
Eindrijm

Slide 11 - Quizvraag

Welk type rijm is dit?
"De wind waait koud, ik blijf in het hout."
A
Binnenrijm
B
Eindrijm

Slide 12 - Quizvraag

Rijmschema’s
Bij eindrijm kunnen er patronen ontstaan in een gedicht. Zo’n patroon noemen we een rijmschema. Hier zijn drie veelvoorkomende rijmschema's:

Slide 13 - Tekstslide

Gepaard rijm (a-a-b-b)
De eerste twee regels rijmen op elkaar, en de volgende twee ook.

Voorbeeld:
De wind waait zacht,
Het wordt snel nacht.
De lucht wordt zwart,
De sterren in hun start.

Slide 14 - Tekstslide

Gekruist rijm (a-b-a-b)
De regels rijmen om en om op elkaar.

Voorbeeld:
De wolken drijven voort,
De zee is diep en blauw.
Een vogel vliegt akkoord,
Zijn vleugels krachtig, gauw.

Slide 15 - Tekstslide

Omarmend rijm (a-b-b-a)
De eerste en vierde regel rijmen op elkaar, en de tweede en derde regel rijmen op elkaar.

Voorbeeld:
De regen valt, ik hoor het tikken,
De bomen buigen voor de wind.
Het gras is nat, de lucht bemind,
De druppels blijven zachtjes strikken.

Slide 16 - Tekstslide

Welk type rijm is dit?
"De nacht valt in stilte neer,
De maan straalt over de zee,
De sterren schitteren weer,
De wind waait zachtjes mee."
A
Gepaard rijm
B
Gekruist rijm
C
Omarmend rijm

Slide 17 - Quizvraag

Welk type rijm is dit?
"De zon gaat onder, de lucht kleurt rood,
Ik wandel verder langs het brede jaagpad,
Het gras is nat, de aarde voelt groot,
De avond valt stil en maakt het gemoed glad."
A
Gepaard rijm
B
Gekruist rijm
C
Omarmend rijm

Slide 18 - Quizvraag

Welk type rijm is dit?
"De bomen wuiven zacht in de wind,
De nacht komt snel, de dag verdwijnt,
De sterren tonen hun mooie pracht,
De hemel lijkt op een doek bemind."
A
Gepaard rijm
B
Gekruist rijm
C
Omarmend rijm

Slide 19 - Quizvraag

Klinkerrijm en Medeklinkerrijm

Naast de plaats van het rijm, kunnen ook de klanken die rijmen verschillen:


Klinkerrijm: Woorden rijmen op elkaar doordat de klinkers (zoals a, e, o) hetzelfde klinken. Dit gebeurt vaak bij woorden waar de klemtoon op de klinkers valt.
Voorbeeld: vlieg en ziek.


Medeklinkerrijm: Woorden rijmen doordat de medeklinkers (zoals m, k, r) hetzelfde klinken.
Voorbeeld: sterk en werk.

Slide 20 - Tekstslide

Wat voor rijm zie je in de volgende woorden:
"vuur" en "uur"
A
Klinkerrijm
B
Medeklinkerrijm

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
Online methode -> fictie blok 4 -> opdracht 4.3

Opdrachtenblad (staat in Magister)

Opdrachten inleveren via teams!


Slide 22 - Tekstslide