meervoud lj 1

Wat gaan we doen?
Herhaling vorige les werkwoordspelling
uitleg meervoud en en -s
Samen oefenen 
Aan het werk/ extra uiteg

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
Herhaling vorige les werkwoordspelling
uitleg meervoud en en -s
Samen oefenen 
Aan het werk/ extra uiteg

Slide 1 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
 VT Zwakke werkwoorden
VT sterke werkwoorden
loopt
liepen
redde
redden
stond
pakten
wordt
werd
pakken

Slide 2 - Sleepvraag

Ik kon de opdracht goed maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

meervoud:

Doelen: Ik kan meervouden die eindigen op -s en -en goed spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Meervoud op -en
Als er van iets meer dan één is, noem je dat een meervoud.
Bij de meeste woorden maak je het meervoud 
door -en achter het woord te zetten: 
één vrouw – twee vrouwen, 
één boek – twee boeken.

Slide 6 - Tekstslide

Soms moet je ook nog iets anders veranderen:

1. Er moet een letter bij. Je hoort een korte klank en schrijft dus twee medeklinkers:
- één zus – twee zussen, één bed – twee bedden.
2. Er moet een letter af. Een lange klank aan het einde van een lettergreep schrijf je met één klinker. Je hoort een lange klank, dus je zet er één medeklinker achter:
– één schuur – twee schuren, één bioscoop – twee bioscopen.


Slide 7 - Tekstslide

3. Je moet een -s in een -z veranderen:

één muis – twee muizen, 
één kaas – twee kazen.
4. Je moet een -f in een -v veranderen:
één neef – twee neven, 
één dief – twee dieven.


Slide 8 - Tekstslide

Meervoud op -s
Bij veel woorden maak je het meervoud door -s achter het woord te zetten.
Bekijk de volgende voorbeelden:

een kamer    twee kamers
een bushalte    drie bushaltes
een bureau   veel bureaus


Slide 9 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op -s
Je zet -s achter het woord:
spelletje – spelletjes, emotie – emoties.
Meestal moet de -s aan het woord vast. Maar als je het woord daardoor verkeerd uitspreekt, moet je een apostrof (’) voor de
-s schrijven:
kassa – kassa’s, echo – echo’s, menu – menu’s, 
hobby – hobby’s.

Slide 10 - Tekstslide

Welke meervoudsregel hoort erbij?



reparatie
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 11 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



aardbei
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 12 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 13 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



camera
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 14 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



huissleutel
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 15 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 16 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



lokaal
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 17 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



vrachtauto
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 18 - Quizvraag

Meervoud
Het meervoud in het Nederlands

-en
-s

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk Basis

Hoofdstuk 4 
meervoud -en
Opdracht  1t/m 5

Hoofdstuk 5 
meervoud -s of 's
opdracht 1,2 en 5
Huiswerk Kader

Hoofdstuk 4
meervoud -en -s en -'s

Startopdracht
Opdracht 1 tot en met 6

Slide 20 - Tekstslide