Economie Ve32 21-22; Les 4: Kostensoorten en afschrijvingen

Afschrijvingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
VeehouderijMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Afschrijvingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat afschrijving is.
Je kunt de afschrijvingskosten berekenen op meerdere manieren.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afschrijving
Waardevermindering van kapitaalgoederen: de investeringen in kapitaalgoederen worden elk jaar minder waard.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afschrijvingskosten berekenen
1. Vast bedrag: jaarlijks zelfde bedrag.
(aanschafprijs - restwaarde) / gebruiksduur
 2. Vast percentage: jaarlijks wisselend bedrag, wordt elk jaar minder.
(boekwaarde / 100) x vastgesteld percentage

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld op basis van 1. 
Een ondernemer koopt 2 zaagmachines voor elk € 2.500. Hij gaat er vanuit dat deze machines 5 jaar mee gaan en een restwaarde hebben van € 500. 
Bereken de totale afschrijving per jaar.
2.500 - 500 = 2.000
2000 : 5 = 400
2 machines : 400 x 2 = 800
Afschrijving per jaar is € 800 voor beide machines.

Slide 5 - Tekstslide

2500 - 500 / 5 = 400 euro per jaar

Boekwaarde 
start = 2500
1 = 2100
2 = 1700
3 = 1300
4 = 900 
5 = 500
Een voorbeeld op basis van 2. 
Een ondernemer koopt 2 zaagmachines voor elk € 2.500. Hij gaat er vanuit hij per jaar 25% op de machines afschrijft.
Wat is de restwaarde hier na 5 jaar?  
2500 / 100 * 25 = 625
2500 - 625 = 1875 => boekwaarde jr 1
1875 / 100 * 25 = 468,75
1875 - 468,75 = 1406,25 => boekwr jr 2
1406,25 / 100 * 25 = 351,56
1406,25 - 351,56 = 1054,69 => boekwr jr 3
1054,69 / 100 * 25 = 263,67
1054,69 - 263,67 = 791,02 => boekwr jr 4
791,02 / 100 * 25 = 197,75

Slide 6 - Tekstslide

2500 / 100 * 25 = 625
2500 - 625 = 1875 => boekwaarde jr 1
1875 / 100 * 25 = 468,75 
1875 - 468,75 = 1406,25 => boekwr jr 2 
1406,25 / 100 * 25 = 351,56
1406,25 - 351,56 = 1054,69  => boekwr jr 3
1054,69 / 100 * 25 = 263,67
1054,69 - 263,67 = 791,02 => boekwr jr 4
791,02 / 100 * 25 = 197,75
791,02 - 197,75 = 593,27 => boekwr jr 5

Wat heb je geleerd?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat afschrijving betekent.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de formule voor het berekenen van de vaste afschrijvingskosten per jaar?
A
restwaarde / gebruiksduur
B
bedrijfsduur / aanschafwaarde
C
restwaarde / bedrijfsduur
D
(aanschafprijs - restwaarde) / gebruiksduur

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een onderneming koopt een bestelwagen voor € 30.000 en gaat deze 3 jaar gebruiken. Daarna is de bestelwagen niks meer waard. Hoeveel bedragen de afschrijvingen per jaar?
A
€ 10.000
B
€ 90.000
C
€ 3.000
D
€ 15.000

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karlijn koopt een bestelauto voor haar bedrijf voor € 12.900. Na 4 jaar wil ze hem inruilen, de restwaarde is dan € 3.150. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 11 - Open vraag

(€ 12.900 - € 3.150) : 4 = € 2.437,50
Karlijn koopt na haar vorige bestelauto nu een nieuwe bestelbus á 30.000 euro. Per jaar schrijft ze 20% op de boekwaarde af. Hoeveel heeft ze afgeschreven na 2 jaar?

Slide 12 - Open vraag

30000 / 100 * 20 = 6000
Jaar 1: 30000 - 6000 = 24000
24000 / 100 * 20 = 4800
Jaar 2: 24000 - 4800 = 19200
totale afschrijving in 2 jaar: 6000 + 4800 = 10800
De aanschafwaarde van Brians nieuwe computer is € 1.200. Hij wil hem 4 jaar gebruiken. Na 4 jaar verwacht hij er nog € 400 voor te krijgen. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 13 - Open vraag

(€ 1.200 - € 400) : 4 = € 200
Henk heeft een nieuwe bosmaaier nodig. Hij schrijft per jaar 30% af op de boekwaarde. Aanschafprijs = 500 euro Restwaarde = <150 euro. Hoeveel jaar duurt het voor hij heeft afgeschreven tot de restwaarde?

Slide 14 - Open vraag

500 / 100 * 30 = 150 
500 - 150 = 350 
350 / 100 * 30 = 105
350 - 105 = 245 
245 / 100 * 30 = 73,50
245 - 73,50 = 171,50
171,50 / 100 * 30 = 51,45
171,50 - 51,45 = 120,05
Vragen? 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

extra uitleg

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies