Herhaling ecologie

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2,4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat bestuderen we in de ecologie?
A
In de ecologie bestuderen we alle relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu
B
In de ecologie bestuderen we een milieu
C
In de ecologie bestuderen we de invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
A en B

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Temperatuur is ....
A
Een abiotische factor
B
Een biotische factor
C
Geen biotische en geen abiotische factor

Slide 6 - Quizvraag

Soortgenoten zijn ...
A
biotische factoren
B
abiotische factoren

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveelheid licht is ..
A
een abiotische factor
B
een biotische factor
C
geen abiotische en geen biotische factor

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de vier niveaus van de ecologie van klein naar groot?
A
individu - populatie - levensgemeenschap - ecosystemen
B
levensgemeenschap - ecosystemen - individu - populatie
C
populatie - individu - levensgemeenschap - ecosystemen
D
ecosystemen - levensgemeenschap - populatie - individu

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een levensgemeenschap?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
alle organismen in een bepaald gebied
D
De biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied

Slide 11 - Quizvraag

Alle biotische en abiotische factoren in in één gebied samen.
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 12 - Quizvraag

Een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 13 - Quizvraag

Alle madeliefjes
in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 14 - Quizvraag

Tot welk niveau reken je in de biologie een duingebied met konijnen, vossen, vogels en allerlei soorten planten?
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 15 - Quizvraag

Eén populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Met welk organisme begint een voedselketen altijd?
A
plant
B
dier
C
schimmel
D
bacterie

Slide 18 - Quizvraag

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reduceren

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn reducenten?
A
planten
B
dieren
C
afvaleters
D
bacteriën en schimmels

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat geef je weer met een optimumkromme?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd gelijk is
B
Als de populatiegrootte een heel groot is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Welke dieren hebben de meest gestroomlijnde lichaamsvorm?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 28 - Quizvraag

Welke dieren hebben een zwaar skelet om zijn eigen lichaamsgewicht te kunnen dragen?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 29 - Quizvraag

Een voorbeeld van een topganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Welke stelling is juist?
A
De snavel van vogels zijn aangepast aan hun voedsel
B
De poten van vogels zijn aanpast aan hun omgeving
C
A en B zijn juist

Slide 32 - Quizvraag

Deze poten zijn
van een....
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 33 - Quizvraag

Welke aanpassing hebben bloemen niet als functie om de kans op bestuiving te vergroten
A
Grote bloemen
B
Gekleurde bloembladeren
C
Geur
D
Groene kroonbladeren

Slide 34 - Quizvraag

Waarom bloeien sommige schaduwplanten in het voorjaar (voorjaarsbloeiers)?
A
omdat het dan lekker warm is
B
Omdat de bomen nog niet vol blaadjes zitten waardoor er nog genoeg zon is
C
Iedere plant bloeit in het voorjaar

Slide 35 - Quizvraag

Zonplanten hebben weinig licht nodig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Schaduwplanten hebben:
A
dikke bladeren
B
bladeren met een waslaag
C
dunne bladeren

Slide 37 - Quizvraag

In een vochtig milieu hebben planten
A
grote bladeren, klein wortelstelsel
B
kleine dikke bladeren, een groot wortelstelsel

Slide 38 - Quizvraag

Een waterlelie zit
met zijn wortels
in de bodem vast
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Opdracht

         - Deze opdracht voer je zelfstandig uit

         - Schrijf 5 dingen op die je al weet (basisstof 1 t/m 6)

         - Schrijf 3 dingen op wat je nog niet weet / moeilijk vindt.


         - Je mag je boek gebruiken

         - Heb je vragen of ben je klaar? Geef dit aan bij je docent 

Slide 40 - Tekstslide