1havo - H2 overzicht

Welkom
Leg je telefoon omgekeerd op de rechterbovenhoek van je tafel (straks nodig in de les)

Plenda, boek, schrift en etui in linkerbovenhoek a.u.b. 


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Leg je telefoon omgekeerd op de rechterbovenhoek van je tafel (straks nodig in de les)

Plenda, boek, schrift en etui in linkerbovenhoek a.u.b. 


Slide 1 - Tekstslide

lesplanning
LessonUP quiz
Leerplanning afronden
Oefenen met Dtoets en/of Herhaling

Na deze les ben je als voorbereid op de toets (vr 18 nov). 
Morgen krijgen jullie een (soort) proeftoets

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ik ken de wiskundewoorden van bewerkingen
Een verschil heeft ...
A
termen
B
factoren
C
producten
D
sommen

Slide 4 - Quizvraag

Ik kan met breuken rekenen.


52+43=
A
95
B
205=41
C
2023
D
1203

Slide 5 - Quizvraag

Ik ken de rekenvolgorde.

Wat is de juiste rekenvolgorde?
A
Haakjes, plus en min, keer en delen
B
Haakjes, keer en delen, plus en min
C
Keer en delen, haakjes, plus en min
D
Keer en delen, haakjes, plus en min

Slide 6 - Quizvraag

Ik kan "letters berekenen"
Bereken a = 5
63a
A
15
B
21
C
- 9
D
9

Slide 7 - Quizvraag

Ik kan met negatieve getallen rekenen

5 + - 1
A
6
B
4
C
- 4
D
- 6

Slide 8 - Quizvraag

Ik kan de rekenvolgorde gebruiken.
Wat schrijf je op de volgorde regel:

2+53=
A
2 + 15 =
B
53=15
C
15
D
73=

Slide 9 - Quizvraag

Ik kan breuken vermenigvuldigen
15243=
A
1201
B
103
C
2203
D
97

Slide 10 - Quizvraag

Bereken a = 5 (geef alleen het antwoord)


5(a3)
A
22
B
15
C
23
D
10

Slide 11 - Quizvraag

Je kunt ongelijknamige breuken aftrekken


7541
A
2813
B
21
C
34
D
2611

Slide 12 - Quizvraag

Ik weet wat breuken zijn.
Bij breuken vermenigvuldigen moet je gelijknamig maken:
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag


James moet aankomen van de Doktor. hij weegt nu 51 kilogram. Elke maand moet hij 3 kilo aankomen. welke woordformule past hierbij?
A
gewicht = 3 x aantal maanden + 51
B
gewicht = 51 x aantal maanden + 3
C
gewicht = 51 + 3 x aantal maanden
D
gewicht = 3 + 51 x aantal maanden

Slide 14 - Quizvraag

Ik kan met negatieve getallen rekenen

- 8 + - 2
A
- 10
B
10
C
- 6
D
6

Slide 15 - Quizvraag

Ik kan met negatieve getallen rekenen

2 - - 1
A
3
B
- 3
C
1
D
- 1

Slide 16 - Quizvraag

Ik kan de rekenvolgorde gebruiken.
Zet de haakjes op de juiste plek
5+342=30
A
5+(34)2
B
(5+3)42
C
5+3(42)
D
(5+3)(42)

Slide 17 - Quizvraag

Ik kan met negatieve getallen rekenen

- 7 - - 10
A
- 17
B
17
C
3
D
- 3

Slide 18 - Quizvraag

Ik ken de wiskundewoorden van bewerkingen
Een product heeft ...
A
termen
B
factoren
C
producten
D
sommen

Slide 19 - Quizvraag


gegeven is de woordformule:
gewicht in kg = 87 - 2 x aantal maanden
bereken het gewicht na 4 maanden
A
340 kg
B
79 kg
C
81 kg
D
71 kg

Slide 20 - Quizvraag


gegeven is de woordformule:
gewicht in kg = 87 - 2 x aantal maanden
hoeveel kilogram valt Ina elke maand af?
A
87 kg
B
2 kg
C
ze valt niet af, ze komt juist aan
D
dat weten we niet

Slide 21 - Quizvraag

Lesplanning
LessonUP quiz
Leerplanning afronden
Oefenen (=Leren) met Dtoets en/of Herhaling

Na deze les ben je als voorbereid op de toets (vr 18 nov). 

Slide 22 - Tekstslide

Maakwerk
Vragen over GO ?
1, 3abcdef, 4abcg, 5cdef,  7abcdef, 9, 10, 11 

Opgaven maken = leren !



Slide 23 - Tekstslide

som, verschil, product
Een product bestaat uit 2 of meerdere factoren

Een som of een verschil bestaat uit 2 of meerdere termen

Een quotiënt heeft een deeltal en deler, maar dat hoeven jullie niet te leren. 

Slide 24 - Tekstslide

Rekenvolgorde 

  Rekenvolgorde:

  1. Tussen haakjes

  2.   x   en   :   van links naar rechts
  3.   +   en  -   van links naar rechts

Slide 25 - Tekstslide