Grammatica havo 3 - Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les...
... kun je uitleggen wat het verschil is tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen;

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm & onderwerp in samengestelde zinnen?​

​  1. andere tijd ( pv verandert altijd)​:         Ik zit - Ik zat
Ik verander - Ik veranderde
Stel de vraag: WIE of WAT + PV = onderwerp    
Wie verandert? = Ik

 2. Maak van enkelvoud (ik zing ) → meervoud (wij zingen) of
Maak van meervoud (wij lopen) → enkelvoud (ik liep)
(pv en onderwerp veranderen meestal samen)​       
            














Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een (samengestelde) zin?

Slide 4 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp in een samengestelde zin?
2 manieren - noem minimaal 1

Slide 5 - Open vraag

Wat zijn  kenmerken van een samengestelde zin?

1. Meer dan één  persoonsvorm.
​ 
2. In een samengestelde zin staat bijna altijd een voegwoord 
 (en, of, omdat, want, zoals, maar, toch, als, toen...enz)​
en/of een komma.​
           













Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.

Slide 7 - Open vraag

Enkelvoudig of samengesteld?
Ons hele gezin gaat elk jaar naar een pretpark.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 8 - Quizvraag

Wat is/zijn de persoonsvorm (en)
Wat zijn/is het onderwerp (en)
Ons hele gezin gaat elk jaar naar een pretpark.

Slide 9 - Open vraag

Enkelvoudig of samengesteld?
Hij zei dat hij meer dan drie uur getennist had.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 10 - Quizvraag

Wat is/zijn de persoonsvorm (en)
Wat zijn/is het onderwerp (en)
Hij zei dat hij meer dan drie uur getennist had.

Slide 11 - Open vraag

Enkelvoudig of samengesteld?
Door de brand heeft de doe-het-zelfzaak op de begane grond veel schade opgelopen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 12 - Quizvraag

Wat is/zijn de persoonsvorm (en)
Wat zijn/is het onderwerp (en)
Door de brand heeft de doe-het-zelfzaak op de begane grond veel schade opgelopen.

Slide 13 - Open vraag

Enkelvoudig of samengesteld?
In de meivakantie ga ik heel hard leren voor de toetsweek, omdat ik dit schooljaar niet wil overdoen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 14 - Quizvraag

Wat is/zijn de persoonsvorm (en)
Wat zijn/is het onderwerp (en)
In de meivakantie ga ik heel hard leren voor de toetsweek, omdat ik dit schooljaar niet wil overdoen.

Slide 15 - Open vraag

Enkelvoudig of samengesteld?
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 16 - Quizvraag

Wat is/zijn de persoonsvorm (en)
Wat zijn/is het onderwerp (en)
Het is al laat, maar ik kom vanmiddag toch .

Slide 17 - Open vraag

Samengestelde zinnen bevatten vaak een voegwoord.
- Nevenschikkend voegwoord: koppelt twee hoofdzinnen aan elkaar (en, maar, want, dus, of)

- Onderschikkend voegwoord: koppelt een hoofd- en bijzin aan elkaar (bijv. nadat, hoewel, als, mits, dan, toen)

Slide 18 - Tekstslide

Nevenschikking

Een nevenschikkend voegwoord verbindt twee hoofdzinnen met elkaar.

Hoofdzinnen: kun je los van elkaar opschrijven

NVW: en, maar, want, dus, of (uit je hoofd leren!)


De jongen heeft een fiets gekocht, want hij moet nu elke dag naar school fietsen.

Eerste deel: De jongen heeft een fiets gekocht

Tweede deel: want hij moet nu elke dag naar school fietsen



Slide 19 - Tekstslide

Onderschikking
Een onderschikkend voegwoord verbindt een hoofdzin met een bijzin. Bijzinnen kun je niet los opschrijven.
OVW: of, dat, omdat, doordat, toen, terwijl, als, etc. (zijn er heel veel..)

De mentor wil Anja spreken, omdat hij haar een belangrijke boodschap moet vertellen.
Eerste deel: De mentor wil Anja spreken
Tweede deel: omdat hij haar een belangrijke boodschap moet vertellen

Slide 20 - Tekstslide

Zijn de voegwoorden nevenschikkend of onderschikkend? Gebruik eventueel blz. 66 in je boek.
Nevenschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden
en
terwijl
maar
doordat
dus
als
toen
want
daarom
omdat

Slide 21 - Sleepvraag

Vandaag neem ik de bus, want het regent.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 22 - Quizvraag

Zodra ze aan de overkant zijn aangekomen, gaat ieder weer zijn eigen weg.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 23 - Quizvraag

Ga je met de fiets of neem je de bus?
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 24 - Quizvraag

Wil je me laten weten of je alles begrepen hebt?
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 25 - Quizvraag

Hij zegt dat hij vertrekt.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 26 - Quizvraag

Huiswerk voor volgende les
  • Maak opdr. 9 en 10 (Blok 3)

Klaar?
- Extra uitlegfilmpjes bekijken (zie volgende slides)
- Herhaling / verdieping Blok 1 t/m 3

Slide 27 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les...
... kun je uitleggen wat het verschil is tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen;

Slide 28 - Tekstslide