V4 16.12. Schreibmittel, opdracht 6

Willkommen!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Programm Montag 16.12.
in-nach-zu
dass
Schreibmittel
Schreiben

Slide 2 - Tekstslide

HD

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt een eenvoudig mail schrijven.


Slide 4 - Tekstslide

naar -> nach - zu - in

Slide 5 - Tekstslide

Wann gebraucht man nach, wann zu und wann in?

Slide 6 - Open vraag

nach
  • geografische namen
  • vaste combinaties (nach Hause, nach links, nach oben)

Ich fahre morgen nach Amsterdam.
Im Sommer fliege ich nach Marokko.
Ich gehe gleich nach Hause.

Slide 7 - Tekstslide

Zu
  • personen
  • gebouwen en dingen

Ich gehe zum Arzt.
Ich gehe zu Max.
Ich gehe zur Schule.

Slide 8 - Tekstslide

 in
  • landen met lidwoord
  • ergens naar binnen gaan

Ich fahre in die Niederlande.
Ich gehe in den Laden.
Ich gehe in die Schule.

Slide 9 - Tekstslide

Ich gehe...

in
nach
zu
die Niederlande
Schule
Hause
China
Zahnarzt
Theater
Hause
Hamburg
Spanien
die USA
links
Max
Bayern

Slide 10 - Sleepvraag

das - dass

Slide 11 - Tekstslide

das - dass
Die Lehrerin will, dass wir die Hausaufgaben machen.
Ich denke, dass die Antwort stimmt. Ich hoffe, dass die Lehrerin zufrieden ist.

Ich sehe das Haus. Es ist das Haus, das neu gebaut wurde. Es ist ein großes Haus, das kann man sehen.

Slide 12 - Tekstslide

das
  • lidwoord
  • aanwijzend voornaamwoord
  • betrekkelijk voornaamwoord
Je kunt het vervangen door:
ein,
welches, dieses, was
dass
  • voegwoord (leidt een bijzin in)



Je kunt het NIET vervangen door: 
ein,
welches, dieses, jenes.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Er liest ... Buch.
A
das
B
dass

Slide 15 - Quizvraag

Ich hoffe, ______ _____ stimmt!
A
das, dass
B
dass, dass
C
dass, das
D
das, das

Slide 16 - Quizvraag

Ich hoffe _____ stimmt!
A
das
B
dass

Slide 17 - Quizvraag

Er wünscht sich, ... er wieder gesund wird.
A
das
B
dass

Slide 18 - Quizvraag

Wir glauben daran, ... ist die Hauptsache!
A
das
B
dass

Slide 19 - Quizvraag

Sie denkt, ... sie gut gehandelt hat.
A
das
B
dass

Slide 20 - Quizvraag

Üben das - dass

Slide 21 - Tekstslide

Schreiben

Slide 22 - Tekstslide

HA Schreiben
Module in classroom
Deel 2 opdracht 4+5

Slide 23 - Tekstslide

Schreiben
Module in classroom
Deel 2 opdracht 6

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken
  1. Inhoud?  -> Alle punten behandeld?
  2. Zinnen correct?
  3. Hoofdletters?
  4. Werkwoorden?
  5. Naamvallen?

Slide 25 - Tekstslide

HA für Dienstag 17.12. 

Lernen:  
Machen: opdracht 6 af




Slide 26 - Tekstslide

Schreiben
Module in classroom
Deel 2 opdracht 3

Slide 27 - Tekstslide

Die 
Fälle
Wie / Wat gezegde?
Wie / Wat gezegde onderwerp?
Van wie?
Aan wie / Voor wie?
bezitrelatie
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
onderwerp

Slide 28 - Sleepvraag

Die 
Fälle
1de naamval
4de naamval
2de naamval
3de naamval
bezitrelatie
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
onderwerp

Slide 29 - Sleepvraag

Ontleed de volgende zinnen.
1de naamval
2de naamval
3de naamval
4de naamval
Diese Frau
hat 
einen Hund.
der Frau
Der Hund 
beißt 
ihr Kind.
Den Hund
beißt
das Kind
Wer
beißt
den Hund?
Wer
gibt
ihrem Hund.
sein Futter.

Slide 30 - Sleepvraag

Wiederholen

Slide 31 - Tekstslide