Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
BSR 30/01 2kb Grammatica WS herhalen en oefenen
Open je boek alvast op blz. 204-205.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat linksonder in beeld).
Herhalen en oefenen voor het SO
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
3:00
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Open je boek alvast op blz. 204-205.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat linksonder in beeld).
Herhalen en oefenen voor het SO
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
Je weet het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Je hebt geoefend voor het SO en je hebt vragen kunnen stellen.
Lesdoelen
Slide 2 - Tekstslide
In deze les gaan we:
Terugblikken op paragraaf 5, 7 en 9.
Opdracht 3 van paragraaf 9 (huiswerkopdracht) nakijken.
Vragen beantwoorden in LessonUp.
Oefenen voor het SO van aankomende maandag.
Gezamenlijk afronden.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Kies de zelfstandig naamwoorden.
De eerste piramides werden ongeveer 5000 jaar geleden gebouwd.
A
piramides
B
werden
C
jaar
D
gebouwd
Slide 5 - Quizvraag
Hoe kun je controleren of een woord
wel of geen werkwoord is?
Slide 6 - Woordweb
Kies de zelfstandig naamwoorden.
Enkele gasten hebben hun tosti nog niet betaald.
A
gasten
B
hebben
C
tosti
D
betaald
Slide 7 - Quizvraag
Op welke manier(en) kun je controleren of een woord een zelfstandig naamwoord is?
A
je kunt het woord kleiner maken
B
je kunt het woord in het meervoud zetten
C
je kunt er een lidwoord voor plaatsen
D
je kunt het in een andere tijd zetten
Slide 8 - Quizvraag
Met welke woordsoort kun je twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbinden?
A
lidwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
voegwoord
Slide 9 - Quizvraag
Voegwoord
Een
voegwoord
verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
Groente
of
aardappelen.
De snelle aanvaller
en
de trage verdediger.
Ik kan morgen niet meedoen aan de wedstijd,
w
ant
ik ben geblesseerd.
Slide 10 - Tekstslide
Verbindt het voegwoord twee woorden, twee woordgroepen of twee zinnen met elkaar?
Dit cadeau krijg je van opa en oma.
A
woorden
B
woordgroepen
C
zinnen
D
er staat geen voegwoord in
Slide 11 - Quizvraag
Verbindt het voegwoord twee woorden, twee woordgroepen of twee zinnen met elkaar?
Ik beloofde mijn moeder dat ik mijn kamer zou opruimen, maar ik ben er niet aan toegekomen.
A
woorden
B
woordgroepen
C
zinnen
D
er staat geen voegwoord in
Slide 12 - Quizvraag
Verbindt het voegwoord twee woorden, twee woordgroepen of twee zinnen met elkaar?
Doe je vandaag een shirt met lange mouwen of een shirt met korte mouwen aan?
A
woorden
B
woordgroepen
C
zinnen
D
er staat geen voegwoord in
Slide 13 - Quizvraag
Persoonlijk
voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een
persoon, dier of ding
:
Wij
gaan een weekendje weg.
Onze kat slaapt overdag, omdat
hij
's nachts buiten rondloopt.
Ik heb
je bericht
ontvangen, maar ik heb
het
nog niet gelezen.
Slide 14 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Een
bezittelijk voornaamwoord
is geeft aan van wie iets is. Het staat
altijd
voor het
zn
waar het bij hoort.
Jullie
tuin.
Mijn
telefoon.
Jouw
huis.
Slide 15 - Tekstslide
Leg in eigen woorden uit wat een persoonlijk voornaamwoord is.
Slide 16 - Open vraag
Wat is dan het verschil tussen een zelfstandig naamwoord en een persoonlijk voornaamwoord?
Probeer dit eigen woorden uit te leggen.
Slide 17 - Open vraag
Vul de zin aan:
Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is of bij wie iets hoort.
B
wijst terug naar iets eerdergenoemd.
C
verbindt twee woorden of zinnen met elkaar.
D
verwijst naar een persoon, dier of ding.
Slide 18 - Quizvraag
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden uit onderstaande zin:
'Mijn seizoenkaart geeft mij toegang tot alle thuiswedstrijden van dit seizoen.'
Slide 19 - Open vraag
Noteer de bezittelijke voornaamwoorden uit onderstaande zin:
'Mijn seizoenkaart geeft mij toegang tot alle thuiswedstrijden van dit seizoen.'
Slide 20 - Open vraag
Benoem de *woordsoort*.
In Bemmel is een *granaat* uit de Tweede Wereldoorlog gevonden.
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 21 - Quizvraag
Benoem de *woordsoort*.
Veel mensen hebben geld verloren met het investeren *in* cryptocoins.
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 22 - Quizvraag
Benoem de *woordsoort*.
We hebben een *sportieve* koning; hij schaatste op zijn achttiende de Elfstedentocht uit.
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 23 - Quizvraag
Benoem de *woordsoort*.
In *Europa* is ongeveer zes op de tien volwassenen te zwaar.
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 24 - Quizvraag
Benoem de *woordsoort*.
*Als* het morgen mooi weer is, gaan we met de boot het Sneekermeer op.
A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voegwoord
Slide 25 - Quizvraag
Benoem de *woordsoort*.
*Als* het morgen mooi weer is, gaan we met de boot het Sneekermeer op.
A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voegwoord
Slide 26 - Quizvraag
Benoem de *woordsoort*.
Kom *jij* morgen ook even bij onze wedstrijd kijken?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 27 - Quizvraag
Benoem de *woordsoort*.
Kom jij morgen ook even bij *onze* wedstrijd kijken?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 28 - Quizvraag
Neem de *woorden* over en benoem de woordsoort.
De *kantine* van de school was een week *gesloten*, *omdat* er *een* *nieuw* podium gebouwd werd.
Slide 29 - Open vraag
Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, paragraaf §1, 3, 5 en 9. Kies één van de vier opties om te oefenen.
Hoe?
Zelfstandig.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
12 minuten. Daarna ronden we dit hoofdstuk met z'n allen af.
Klaar?
Ga alvast verder met één van de andere opties.
Quiz maken - mixopdrachten - oefentoetsen - samenvatting maken.
Oefenen voor het SO
timer
12:00
Slide 30 - Tekstslide
timer
12:00
Slide 31 - Tekstslide
Je weet het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Je hebt geoefend voor het SO en je hebt vragen kunnen stellen.
Lesdoelen
Slide 32 - Tekstslide
Zag je dat onze hond mij zijn riem kwam brengen zodra ik hem riep?
Sleep de
voornaamwoorden
naar het vakje.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Zag
mij
je
zodra
onze
ik
hond
hem
Slide 33 - Sleepvraag
Maak een zin waarin een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord voorkomt.
Slide 34 - Open vraag
Hoe ga jij je verder voorbereiden op het SO van morgen?
Slide 35 - Open vraag
Wie heeft nog een
vraag
over het SO van komende maandag?
Slide 36 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
BSR 25/01 2t Grammatica WS herhalen en oefenen
Oktober 2024
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
BSR 16/01 2k Grammatica WS 5 Pers en bez. vnw
Januari 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
BSR 15/01 2t Grammatica WS 5 Pers en bez. vnw
Oktober 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Herhalen woordsoorten
Oktober 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cursus 5: §3+5 - voegwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord
Februari 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Leerstofoverzicht SO Woordsoorten
September 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Leerstofoverzicht SO Woordsoorten
April 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Eindles woordsoorten
December 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2