Cursus 5: §3+5 - voegwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord

  • Lezen in je leesboek
  • Leerdoel
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Terugblik
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen in je leesboek
  • Leerdoel
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica

Zinsdelen                                                                 Woordsoorten 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt voegwoorden, persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis
De losse woorden van een taal kun je indelen naar 
woordsoorten. 
Je hebt vorig jaar al verschillende woordsoorten geleerd.

Voorbeeldzin:
De aardige jongen heeft een plastic tas op tafel gelegd.

Slide 4 - Tekstslide




In de voorbeeldzin zitten de volgende woordsoorten:

De = b.lw
aardige = bn
jongen = zn 



heeft = ww
een = o.lw
plastic = st.bn
tas = zn
op = vz
tafel = zn
gelegd = ww

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden, lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels zijn dus woordsoorten.

Daar komen deze les drie woordsoorten bij:
Voegwoorden, persoonlijke voornaamwoorden
en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Een voegwoord voegt samen en verbindt:
- twee woorden
Wil je appels of peren mee naar school? 
-twee woordgroepen
De blije winnaar en de teleurgestelde verliezer gaven elkaar een hand. 
- twee zinnen
Ik ga goed opletten, zodat ik een hoog cijfer haal.

Slide 7 - Tekstslide

racht 1
Samen oefenen: opdracht 2 (blz 202)
  • a. werkwoord: gaan - invullen - smelten - zingen
  • b. zelfstandig naamwoord: brug - kip - liefde - pleister
  • c. bijvoeglijk naamwoord: belangrijk - blauw - nieuwsgierig - slim
  • d. voorzetsel: in - op - uit - voor
  • e. voegwoord: en - omdat - tenzij - totdat

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een 
persoon, dier of ding:

  • Wij gaan een weekendje weg.
  • Onze kat slaapt overdag, omdat hij 's nachts buiten rondloopt.
  • Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.

Let op! Onze in zin 2 is een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord is geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

  • Jullie tuin is mooier dan mijn tuin.
  • Gisteren heb ik mijn nieuwe telefoon ontvangen.
  • Is dit uw tas?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

racht 1
Samen oefenen: opdracht 2 (blz 207)
  • a. bez.vnw
  • b. pers.vnw
  • c. pers.vnw
  • d. bez.vnw
  • e. bez.vnw
  • f. pers.vnw

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten 3, 4 en 5 van §3 (blz 202 + 203).
Maak de opdrachten 1, 3, 4 en 5 van §5 (blz 206 + 207).

10.30 uur: nakijken

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 (blz 202 + 203)



Slide 14 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4 (blz 203)



Slide 15 - Tekstslide

Nakijken opdracht 5 (blz 203)
  • kersverse = bn
  • tijdens = vz
  • hoewel = vw
  • broodmager = bn
  • doordat = vw
  • bezocht = ww
  • dierenopvangcentrum = zn
  • het = lw / b.lw
  • onlasting = zn


  • voeden = ww
  • een = lw / o.lw
  • Finn = zn
  • voldoende = bn
  • zodat = vw
  • zou = ww
  • maar = vw
  • onderzoeken = ww
  • kater = zn

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoel
Behaald? 

Je kunt voegwoorden, persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en benoemen.

Slide 17 - Tekstslide