* Zoogdieren, vogels en reptielen.
* Dieren die in het water leven moeten regelmatig naar boven
* Koudbloedige dieren (reptielen en amfibieën) hoeven hun lichaamstemperatuur niet op pijl te houden, zij verbranden minder dus hebben minder zuurstof nodig. Het oppervlakte van de longen is daarom kleiner.