Oefentoets K3 Lektion 4 t/m 7
1 / 45
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ich kaufe (neue Schuhe).
A
onderwerp - 1e naamval
B
lijdend voorwerp - 4e naamval
Slide 2 - Quizvraag
(Die Jugendlichen) wollen mehr Taschengeld.
A
onderwerp - 1e naamval
B
lijdend voorwerp - 4e naamval
Slide 3 - Quizvraag
(Wir) spielen ein neues Computerspiel.
A
onderwerp - 1e naamval
B
lijdend voorwerp - 4e naamval
Slide 4 - Quizvraag
Wir spielen (ein neues Computerspiel).
A
onderwerp - 1e naamval
B
lijdend voorwerp - 4e naamval
Slide 5 - Quizvraag
Laura bekommt (kein Taschengeld).
A
onderwerp - 1e naamval
B
lijdend voorwerp - 4e naamval
Slide 6 - Quizvraag
Kannst (du) heute Brot kaufen.
A
onderwerp - 1e naamval
B
lijdend voorwerp - 4e naamval
Slide 7 - Quizvraag
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
kannst
können
kann
können
kann
könnt
Slide 8 - Sleepvraag
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
müssen
muss
müsst
musst
muss
müssen
Slide 9 - Sleepvraag
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wollen
will
will
willst
wollen
wollt
Slide 10 - Sleepvraag
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
darfst
dürfen
darf
dürfen
darf
dürft
Slide 11 - Sleepvraag
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mögen
mag
mögt
magst
mag
mögen
Slide 12 - Sleepvraag
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
sollen
soll
soll
sollst
sollen
sollt
Slide 13 - Sleepvraag
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
weißt
wissen
weiß
wissen
weiß
wisst
Slide 14 - Sleepvraag
Er ... gut singen. (können)
Slide 15 - Open vraag
Du ... heute ins Kino gehen. (dürfen)
Slide 16 - Open vraag
Ich ... ausschlafen. (wollen)
Slide 17 - Open vraag
Ihr ... zum Direktor gehen. (sollen)
Slide 18 - Open vraag
Wir ... auf den Zug warten. (müssen)
Slide 19 - Open vraag
Sie ... Eis. (mögen)
Slide 20 - Open vraag
Er ... das ganz genau. (wissen)
Slide 21 - Open vraag
Sie möchten nicht ohne ... Kinder (mv) im Urlaub fahren. (de)
Slide 22 - Open vraag
Sie hat ... Mann gesehen. (de)
Slide 23 - Open vraag
... Lehrerin hat Grammatik erklärt. (de)
Slide 24 - Open vraag
Der Junge hat ... Ball bekommen. (een)
Slide 25 - Open vraag
... Handy (o) ist gefallen. (haar)
Slide 26 - Open vraag
Ihr habt ... Schwester. (geen)
Slide 27 - Open vraag
häufig
Slide 28 - Open vraag
das Spielzeug
Slide 29 - Open vraag
das Taschengeld
Slide 30 - Open vraag
pro
Slide 31 - Open vraag
erzählen
Slide 32 - Open vraag
tatsächlich
Slide 33 - Open vraag
erwachsen
Slide 34 - Open vraag
kaum
Slide 35 - Open vraag
deswegen
Slide 36 - Open vraag
zwar
Slide 37 - Open vraag
de misdaadfilm
Slide 38 - Open vraag
de tekenfilm
Slide 39 - Open vraag
de speelfilms
Slide 40 - Open vraag
de komedie
Slide 41 - Open vraag
de avonturenfilm
Slide 42 - Open vraag
De film gaat over de liefde en de toekomst.
Slide 43 - Open vraag
Ik kan deze film aanraden.
Slide 44 - Open vraag
De film is me goed bevallen.
