Monniken en ridders

H5. Monniken en ridders
Tijd van monniken en ridders, 500 - 1000
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H5. Monniken en ridders
Tijd van monniken en ridders, 500 - 1000

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 3 - Tekstslide

In deze les
5.1 Leenheren en leenmannen
5.2 Europa wordt christelijk
5.3 Machtige heren, halfvrije boeren

Slide 4 - Tekstslide

Op een bewolkte zomerdag in 808 staat een boodschapper klaar voor vertrek op het terras voor het paleis van koning Karel de Grote in Aken. Van de koning krijgt hij een pak met brieven om naar een ver gelegen deel van zijn rijk te brengen. Rondom het tweetal staan beschermers en adviseurs van de koning. Op de achtergrond is de stenen kerk te zien die Karel in 796 heeft laten bouwen.

Slide 5 - Tekstslide

5.1 Leenheren en leenmannen

Slide 6 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je:
  • Waardoor in Europa onveiligheid ontstond en welke gevolgen dit had
  • Welke plaats ridders hadden in de samenleving

Slide 7 - Tekstslide

Bestuur
Het besturen van het enorme Frankische rijk was niet eenvoudig
De oude Romeinse wegen waren vervallen, het land was moeilijk begaanbaar en van de steden uit de Romeinse tijd was nog maar weinig over
Vanwege de lange afstanden in het rijk was het moeilijk om te overleggen en politieke zaken te regelen
Karel reisde daarom zelf rond en liet op die manier zijn gezag (macht, overwicht) zien
Op verschillende plekken liet hij paleizen bouwen om in te verblijven, zoals zijn paleis in Nijmegen. Zijn belangrijkste paleis stond in Aken
Karel de Grote in Aken in 808

Slide 8 - Tekstslide

Leenstelsel
Karel bestuurde zijn rijk met hulp van hertogen en graven
Dit waren hoge edelen die door Karel waren benoemd om een gebied te besturen: een hertogdom of een graafschap
Als een graaf of hertog benoemd werd sprak, sprak hij een eed van trouw uit
Hij beloofde de koning met raad en daad bij staan
De edelman was van nu leenman of vazal en de koning was zijn leenheer
Karel gaf het gezag over een gebied wel aan de leenman, maar dat gebied werd niet het bezit van de leenman
De leenman kreeg het gebied in leen

Slide 9 - Tekstslide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 10 - Tekstslide

Leenstelsel
1. De leenman mocht in het gebied belasting innen
2. Hij moest rechtspreken namens de koning en zorgen voor de veiligheid
3. En hij moest militairen leveren voor het leger van de koning
Als Karel in een paleis verbleef, riep hij leenmannen uit de omgeving bijeen om te overleggen, conflicten op te lossen en wetten bekend te maken
Ook stuurde hij boodschappers met brieven naar leenmannen die ver weg woonden
Dit bestuursysteem met leenheren een leenmannen heet het leenstelsel of feodalisme

Slide 11 - Tekstslide

Politieke verdeeldheid
Na de dood van Karel in 814 werd hij opgevolgd door een aantal zwakkere vorsten
Er ontstond verdeeldheid en het rijk viel uiteen in twee rijken: het West- en Oost-Frankische rijk
Onder de zwakke koningen veranderde de verhouding tussen leenheren en leenmannen
Hertogen en graven behandelden hun gebied steeds meer als hun eigen bezit, terwijl ze het in leen hadden
De zwakke koningen stonden toe dat het gezag over een gebied erfelijk werd


Verdeling van het Frankische rijk na de dood van Karel

Slide 12 - Tekstslide

De hoge edelen gingen bovendien zelf leenmannen benoemen
Deze achterleenmannen waren trouw aan hun eigen leenheer en bestuurden namens hem een kleiner gebied
Ook deze achterleenmannen gingen zich steeds minder aantrekken van hun leenheer en hun gebieden zelfstandig besturen
Door deze politieke verdeeldheid waren er veel conflicten en oorlogen tussen koningen, hoge edelen en lage edelelen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Een onveilige tijd
In de 9e en 10e eeuw werd Europa minder veilig door invallen van Vikingen
Vikingen waren Germanen uit Scandinavië die met hun boten langs de Europese kusten en rivieren kerken en stadjes aanvielen
Door de groeiende onveiligheid gingen edelen kastelen bouwen om zichzelf en hun volk te beschermen
De eerste kastelen waren van hout en later van steen
Edelen namen voetsoldaten en ridders (militairen te paard) in dienst om te zorgen voor orde en veiligheid in hun gebied
Het muiderslot
Een kasteel van hout uit de vroege middeleeuwen

Slide 15 - Tekstslide

Ridders
  • In de middeleeuwen (500-1500) waren ridders het krachtigste onderdeel van van de legers in Europa
  • De eerste ridders waren soldaten uit de legers van de edelen
  • Vanaf 1100 konden alleen edelen nog ridder worden
  • Zij moesten zich ridderlijk gedragen: moedig, trouw en rechtvaardig
  • Vorsten organiseerden toernooien waarin ridders zich konden bewijzen
Ridders droegen een helm ter berscherming
Op hun lichaam droegen ridders een ijzeren harnas
Ridders streden te paard

Slide 16 - Tekstslide


Ridders en kastelen

  • Ridders waren strijders te paard die vochten voor een heer
  • In ruil daarvoor kreeg hij een paard, de wapenuitrusting en een kasteel
  • In naam van de heer sprak hij soms ook recht in zijn gebied.
  • Ridders woonden in kastelen, maar dat waren in het begin vaak houten boerderijen, die pas later van steen werden.
  • De meeste kastelen die er nu nog staan zijn van na het jaar 1000

Slide 17 - Tekstslide




5.2 Europa wordt christelijk
Tijd van monniken en ridders, 500 - 1000

Slide 18 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je:
  • Op welke manier het christendom in Nederland werd verspreid
  • Hoe heel Europa christelijk werd
  • Hoe Germaanse tradities bleven bestaan
  • Waardoor geestelijken belangrijk waren in de samenleving

Slide 19 - Tekstslide

Filmpje: Karel de Grote en de verspreiding van het Christendom


Klik op de link in de volgende dia!

Slide 20 - Tekstslide

0

Slide 21 - Video

Verspreiding van het christendom
  • Aan het begin van de middeleeuwen hadden veel Germaanse bewoners van Nederland en Duitsland een polytheistisch geloof.
  • In 690 vertrok een groep Engelse geestelijken (godsdienstige leiders) naar Nederland om de bewoners tot het christendom te bekeren.
  • De leider van deze missionarissen heette Willibrord.
  • Willibrord liet in Utrecht en andere plekken in Nederland kerken bouwen.
  • De paus benoemde Willibrord tot aartsbisschop (leider van een groep bischoppen).

Slide 22 - Tekstslide

Christelijk Europa
  • Germaanse volken zagen de missionarissen als indringers.
  • De missionarissen probeerden daarom Germaanse vorsten te bekeren.
  • Vervolgens dwongen veel vorsten hun onderdanen om christen te worden.
  • Om christen te worden, moest iemand worden gedoopt.
  • In 1000 was bijna heel Europa christelijk.
  • Mensen gingen leven volgens de christelijke normen en waarden.
  • Zo gingen ze bijvoorbeeld moord en diefstal zien als zonden.
Verspreiding van het christendom

Slide 23 - Tekstslide

Vermenging van culturen
  • Europa werd langzaam christelijk maar Germaanse tradities bleven bestaan.
  • Sommige elementen van de Germaanse cultuur werden vermengd met de nieuwe christelijke cultuur.
  • Christelijke feesten werden bijvoorbeeld op Germaanse feestdagen gevierd.
  • Pasen werd gevierd tijdens het lentefeest.
  • Kestmis werd gevierd tijdens het midwinterfeest.
  • En zo is de kerstboom een voortzetting van een oud Germaans gebruik om bomen te versieren in december.

Slide 24 - Tekstslide

Invloedrijke geestelijken
  • De kerk was in de middeleeuwen hiërarchisch georganiseerd.
  • Geestelijken moesten de paus gehoorzamen en zich houden aan de regels van de kerk.
  • De geestelijkheid had veel invloed in de samenleving.
  • De pastoor legde tijdens de kerkdienst met een preek  uit hoe mensen moesten leven en wat ze wel en niet mochten volgens de kerk.
  • Alleen geestelijken konden lezen en schrijven. Daardoor hadden ze vaak hoge posities als adviseurs van vorsten.

De middeleeuwse kerk was georganiseerd als piramide.

Slide 25 - Tekstslide

Monniken
  • De monniken waren een speciale groep geestelijken die afgescheiden leefden van de samenleving in een klooster. Er waren ook nonnen (vrouwelijke monniken).
  • Een klooster bestond uit gebouwen met daarbij een stuk landbouwgrond.
  • Veel monniken leefden volgens strenge regels die de Italiaanse monnik Benedictus in de 6e eeuw had opgesteld. 
  • Deze monniken mochten het klooster niet verlaten en geen bezit hebben.
  • Ze moesten gehoorzamen aan de abt, het hoofd van het klooster.
  • Hun leven moest uitsluitend bestaan uit bidden en werken (ora et labora).
  • Dat werken bestond vaak uit het overschrijven van christelijke of klassieke teksten.
  • Veel vorsten steunden de kerk door geld of grond te schenken. Hierdoor werd de kerk erg rijk.
Een middeleeuws klooster.

Slide 26 - Tekstslide

Machtige boeren, halfvrije boeren



paragraaf 5.3

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe edelen hun grondgebied organiseerden en bestuurden, en hoe het leven van de boeren er uit zag.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Hofstelsel 
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een hof, de grote boerderij van de heer in het dorp

Slide 30 - Tekstslide

Het dagelijks leven
  • In de tijd van monniken en ridders had Europa een landbouwsamenleving.

  • De meeste mensen waren horige boeren. Dit betekent dat de boeren niet vrij waren, maar het waren ook geen slaven. Ze moesten werken op het domein van hun heer.

Slide 31 - Tekstslide

Het hofstelsel
  • De boeren moesten een deel van de tijd werken op het land van de heer of andere klusjes doen voor de heer. Deze klusjes werden ook wel herendiensten genoemd.

  • De boeren produceerden hun eigen voedsel. Een deel van hun opbrengst moesten zij afstaan aan de heer als een soort van belasting.

Slide 32 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
Meestal moesten de vrije boeren ook pacht betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 33 - Tekstslide

Waarom wonen op een domein?
  • De boeren waren niet vrij en moesten verschillende klusjes doen voor de heer. Waarom koos een boer er dan toch voor om te gaan wonen en werken op een domein?

  • De tijd van monniken en ridders was een tijd waarin het erg onveilig was. Als ruil voor het doen van al die klusjes voor de heer beschermde de heer de boeren van bijvoorbeeld roversbendes.

Slide 34 - Tekstslide

Weinig geld en weinig handel
  • In de tijd van monniken en ridders werd geld heel weinig gebruikt en was er bijna geen handel.

  • Het domein was zelfvoorzienend. Alles wat nodig was op een domein maakten de boeren zelf.

Slide 35 - Tekstslide

Het hofstelsel:

Slide 36 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. Waaraan herken je de heer / rentmeester?

Slide 37 - Open vraag

Waaraan herken je de horige op de afbeelding?

Slide 38 - Open vraag

Veel plichten,
weinig rechten

  • Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
  • De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjeste doen.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.

Slide 39 - Tekstslide

Drie standen
De eerste stand:
De geestelijken. Zij zorgden voor alles wat met geloof te maken had.
De tweede stand:
De adel. Zij bestuurden het land, verzorgden de rechtspraak en verdedigden het land als er oorlog was. 
De derde stand:
De rest van de bevolking. Zij zorgden voor het voedsel.
In de Middeleeuwse standenmaatschappij hadden de eerste en de tweede stand alle rechten, en de derde stand vrijwel alle plichten (zoals het betalen van belasting).

Aan deze verdeling werd niet getwijfeld: God heeft het zo gewild.
Klik op de afbeelding

!

Slide 40 - Tekstslide