Opdracht 3 Leesvaardigheid V4

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Deze en vorige periode zijn we bezig (geweest) met leesvaardigheid. Schrijf in het woordweb op de volgende dia wat je allemaal nog weet van leesvaardigheid, wat volgens jou allemaal van belang is.

Leesvaardigheid

Lees tekst 3 'Jongens, wat is er aan de hand' en maak de vragen hier in LessonUp.
Niet alle vragen zijn overgenomen, maar de nummering is wel gelijk aan het boek.

Drie vragen vooraf:
1.Wat zegt deze tekst jou?
2.Op welke manier/hoe?
3. Welk doel/waarom?

1) Wat is het onderwerp van de tekst?

2) Welke tekst soort verwacht je: een uiteenzetting, een betoog of een beschouwing?

Het middenstuk van de tekst kan worden onderverdeeld in vier delen die van de volgende kopjes kunnen worden voorzien:
1. De feiten
2. Jongens benadeeld in het onderwijs
3. Veranderde samenleving
4. Aanbevelingen

VERVOLG: vraag 3 t/m 6:
3) Met welke alinea begint deel 1. De feiten?
4) Met welke alinea begint deel 2. Jongens benadeeld in het onderwijs?
5) Met welke alinea begint deel 3. Veranderde samenleving?
6) Met welke alinea begint deel 4. 4. Aanbevelingen?

Formuleer je antwoorden als volgt: 'Deel .... begint bij alinea ...'

8) De titel van de tekst luidt: 'Jongens, wat is er aan de hand?' Wat is het antwoord op deze vraag?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 10 woorden.

9) 'Mogelijk hebben veel jongens in het primair onderwijs al een 'latente schoolhekel' ontwikkeld, die pas in het voortgezet onderwijs manifest wordt.' (al.5)
Zeg in eigen woorden wat hier bedoeld wordt.

10) Formuleer de hoofdgedachte van alinea 5.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 25 woorden.

11) 'Rekensommen zijn verwerkt in lappen tekst. Hierdoor zijn jongens ook daar in het nadeel.' (al.5)
Welke verklaring wordt daarvoor gegeven?

12) 'Het onderwijs is meisjesvriendelijker geworden.' (al.5) Zet de argumentatie hierbij in een blokjesschema (in je schrift).

13) Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?

14) Welk verband bestaat er tussen de tweede en derde zin van alinea 6?

15) Wat is de kernzin van alinea 7?

16) 'Zolang mannen hun nieuwe plaats nog zoeken, is het voor jongens onduidelijk wat er van hen wordt verwacht.' (al.10)
Leg dit uit.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 25 woorden.

17) 'De emancipatie van de vrouw leidt dus tot een nieuw probleem.' (al.10) Wat was het oude probleem?

18) Zet de argumentatie van alinea 14 in een blokjesschema (in je schrift).

19) Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?

20) 'We mogen onderbevoegde leerkrachten en zij-instromers niet blijvend accepteren.' (al.15). Noteer het argument dat de auteurs hiervoor geven.

22) 'Het onderzoek leverde tips op voor jongensvriendelijk onderwijs.' (al. 16) Geven de auteurs tips? Zo ja, welke?

23) Leg uit dat maatregel 4 'Herwaardeer discipline' (al. 17) in strijd is met wat in alinea 7 is gezegd.

24) Alinea 17 gaat niet alleen over de herwaardering van discipline. Welke maatregel ten aanzien van jongens kun je ook uit deze alinea halen?

25) 'Onderpresterende jongens moeten niet meteen worden doorverwezen naar een lager onderwijsniveau, maar gewoon blijven zitten.' (al. 18)
Noteer het argument dat de auteurs hiervoor geven.

27) Welke van de vijf maatregelen die de auteurs bepleiten, heeft/hebben weinig tot niets te maken met het probleem van de onderpresterende jongens? Licht je antwoord toe.

28) Deze tekst valt uiteen in twee delen met verschillende tekstdoelen.
Noteer de alineanummers en het tekstdoel van beide delen.

29) Zijn de schrijvers deskundig? Licht je antwoord toe!

30) Hebben de schrijvers belang bij hun standpunt? Licht je antwoord toe!

31) Is de tekst afkomstig uit een betrouwbare bron? Licht je antwoord toe!

32) Welke van de onderstaande uitspraken is het meest van toepassing op tekst 3?

1. Tekst 3 is een aanvaardbaar betoog, want de auteurs gebruiken goede argumenten en ontkrachten de belangrijkste tegenargumenten.
2. Tekst 3 is een betwistbaar betoog, want de auteurs gebruiken nauwelijks goede argumenten en ontkrachten de belangrijkste tegenargumenten niet.
3. Tekst 3 is een redelijk betoog, want de auteurs gebruiken goede argumenten, maar ontkrachten de belangrijkste tegenargumenten niet.
4. Tekst 3 is een redelijk betoog, want de auteurs ontkrachten de belangrijkste tegenargumenten maar geven zelf weinig goede argumenten.

Lees tekst 4, 5 en 6 en beantwoord de vragen!

33) In welke van de drie teksten (4, 5 en 6) wordt inhoudelijk het meest ingegaan op de hoofdtekst (tekst 3)?
Licht je antwoord toe!

34) In welke van de drie teksten (4, 5 en 6) wordt inhoudelijk het minst ingegaan op de hoofdtekst (tekst 3)?
Licht je antwoord toe!

35) Van welke van de drie teksten (4, 5 en 6) is de auteur het het meest oneens met de auteurs van de hoofdtekst (tekst 3)?
Licht je antwoord toe!