Les 6 18-9-2024 Woordenlijst en Oktoberfest

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Les 6 18-09-2024

Herzlich Willkommen

beim Deutschunterricht

Wie wir zusammen arbeiten

• Voor Duits heb je bij je: boek A, etui, laptop

• We praten zoveel mogelijk in het Duits
  
  
• We luisteren naar elkaar
  
  
• Bij vragen steken we ons arm omhoog

Lessonup

klascode

 imnze

Toets

11 oktober 2024

duur: 60 minuten (neem een leesboek mee voor na de toets)

toetsstof:

Schülersprache, Zahlen, Fragewörter, Verben sein/haben

Personalpronomen

Startopdracht

Das Oktoberfest

Zoek informatie over het feest:

- Waar wordt het gevierd? 

- Vanaf wanneer wordt het gevierd en waarom.

- Hoeveel mensen bezoeken het feest.

Das Oktoberfest

Schrijf 5 woorden uit het filmpje op.

Typisch Oktoberfest ...Was passt zusammen?

Dirndl

Lebkuchenherz

Lederhose

Maß Bier

Bretzel

Bierzelt

Wiesn

Hausaufgaben besprechen

Kapitel 1, Teil E, Aufgaben 15, 16, 17, Seite 24-25

Kapitel 1, Teil F, Aufgabe 23, Seite 29

die Fragewörter

Welche?	welke?
Was?	wat?
Wo?	waar?
Wann?	wanneer
Wohin?	waarheen?
Wie?	hoe?

Vraagwoorden.

hoe?

waar?

waarom?

wat?

wie?

warum?

wie?

wo?

was?

wer?

Spreekoefening

Zoek 3 klasgenoten op en stel 

de vragen, de ander antwoord:

- Wer bist du? / Ich bin...

- Wie alt bist du? / Ich bin .....Jahre alt.

- Was ist dein Hobby? / Mein Hobby

 ist .......

-Wo wohnst du? / Ich wohne in .....

Maak aantekeningen van de antwoorden.

Als je aan de beurt bent, beantwoord je in het Duits.

Personalpronomen

ik	jij	hij, zij, het	wij	jullie	zij	u
ich	du	er, sie, es	wir	ihr	sie	Sie
I	D	E	W	I	S

Gebruik spinner uit Magister om lln 

sein

ich	bin	ben
du	bist	bent
er	ist	is
sie	ist	is
es	ist	is
wir	sind	zijn
ihr	seid	zijn
sie	sind	zijn
Sie	sind	bent
volt. deelwoord	gewesen	geweest

  sein

sein

ich	habe	heb
du	hast	hebt
er	hat	heeft
sie	hat	heeft
es	hat	heeft
wir	haben	hebben
ihr	habt	hebben
sie	haben	hebben
Sie	haben	heeft
volt. deelwoord	ge hab t	gehad

  haben

getallen

de 

getallen

Praktijkopdracht

Maak een stamboom van je  familie (met alle opa's/oma's, ooms/tantes enz). Zet daar ook in het Duits hun leeftijd bij.

Zet bij elke tak het Duitse woord erbij.  Je kunt de woorden vinden in

Lernecke Seite 40-41

A3 papier gebruiken voor elke leerling. 

woorden in de stamboom zetten:

vader = Vater

moeder = Mutter

ik = ich

zus = Schwester

broer = Bruder

opa = Opa / Großvater

oma = Oma / Großmutter

oom = Onkel

tante = Tante

neef (kind van oom en tante) = Cousin

nicht (kind van oom en tante) = Cousine

neef (kind van broer of zus) = Neffe

nicht (kind van broer of zus) = Nichte

Steckbrief

Ich ziehe ein Blatt.

Ihr ratet um wen es sich geht.

Selbstständig arbeiten

K1, Teil G, Aufgabe 24, Seite 30-31

Huiswerk / Hausaufgaben

lernen:

Fragewörter, Zahlen, Verben haben und sein

machen:

afmaken tekst zelfstandig werken

K1, Teil G, Aufgabe 25, Seite 32

Auf Wiedersehen