Engels Unit 2.2 deel A

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

WAS or WERE?
"Lucy ... tired."
A
was
B
were

Slide 4 - Quizvraag

'was' or 'were':
The girl ... very tired.
A
was
B
were

Slide 5 - Quizvraag

'was' or 'were':

I ... nervous for my driving test.
A
was
B
were

Slide 6 - Quizvraag

WAS or WERE?
"I ... at home."
A
was
B
were

Slide 7 - Quizvraag

much/many?

electricity
A
much
B
many

Slide 8 - Quizvraag

much/many?

............... umbrellas
A
much
B
many

Slide 9 - Quizvraag

much/many?

...................... time
A
much
B
many

Slide 10 - Quizvraag

much/many?
............... love
A
much
B
many

Slide 11 - Quizvraag

much/many dishes
A
much
B
many

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it raineded
they beg-> they begged

Slide 15 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 16 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
Ik weet het niet

Slide 21 - Quizvraag

PAST SIMPLE

Wanneer gebruik je de past simple.
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 22 - Quizvraag

Past Simple: visit

Slide 23 - Open vraag

Past Simple:
talk

Slide 24 - Open vraag

Past Simple: watch

Slide 25 - Open vraag

Past Simple of:
grab

Slide 26 - Open vraag

Wat is de past simple van 'jump'?

Slide 27 - Open vraag

klaar: maak  de volgende opdrachten

Opdracht selftest Opdracht D
Opdracht flasback opdracht 3 
timer
20:00

Slide 28 - Tekstslide

Antwoorden 
Opdracht 7
1. noise
2. finish
3. wheel
4. ever
5. suddenly
6. loud
7. climb 
Opdracht 8 
1. much
2. many
3. many
4. much 
5 many 
6 many
7 much
8 much

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide