vorm

vorm
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

vorm

Slide 1 - Tekstslide

vorm
Kort gezegd bestaat vorm uit:
  • punten
  • lijnen
  • vorm
  • ruimtelijk
  • 2D en 3D

Slide 2 - Tekstslide

punten
Door punten aan elkaar te verbinden ontstaan er lijnen. Maar door heel veel punten naast elkaar te zetten in verschillende kleuren mengen je ogen dit automatisch. Deze schilderstijl heet ook wel 

Pointillisme 

Slide 3 - Tekstslide

Lijnen
Lijnen hebben verschillende eigenschappen.
Lijnsoort: gebogen, recht, vloeiend, slingerend, kronkelend, golvend.
Lijndikte: Dikke lijnen stralen kracht uit, dunnen lijnen gevoeligheid.
Lijnvoering: voorzichtig, zoekend, onzeker of juist duidelijke n stevig.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

1
2

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijk de afbeeldingen op de vorige dia. Noem de verschillen in lijnsoort, lijndikte en lijnvoering.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de vorige dia. Leg aan de hand van de afbeelding uit wat arceren is en wat een contourlijn is.

Slide 9 - Open vraag

1
2

Slide 10 - Tekstslide

Bekijk de vorige dia. Lineair is een ander woord voor lijnachtig. Welke stelling is juist.
A
1 is lineair en 2 niet.
B
1 en 2 zijn lineair.
C
zowel 1 als 2 zijn niet lineair.
D
1 is niet lineair en 2 is wel lineair.

Slide 11 - Quizvraag

leg voorgaand antwoord uit.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Bekijk de vorige dia. De titel van dit werk is: Wat de regen vertelt. Leg uit hoe de lijnrichting van de tekening deze titel versterkt.

Slide 14 - Open vraag

Lijnwerking
lijnen kunnen meerdere effecten hebben:
  • ze suggereren een indeling.
  • lijnen kunnen samen perspectief vormen.
  • schuine en gebogen lijnen kunnen beweging suggereren.
  • verticale lijnen kunnen hoogte suggereren.
  • horizontale lijnen kunnen zwaarte stabiliteit en rust suggereren.
  • zware contouren accentueren de vorm.

Slide 15 - Tekstslide

vorm
We verdelen vorm in:
  • formaat: De grootte van een vorm.
  • vormsoort: Een groep vormen met dezelfde kenmerken. we onderscheiden 3D,2D, basisvormen, geometrische vormen en organische vormen.
  • structuur van een vorm: de vormen waaruit een figuur is samengesteld. Een kat bestaat bijvoorbeeld uit een hoofd, hals, romp, benen en staart. 
  • betekenis: Een hart betekent liefde etc.

Slide 16 - Tekstslide

1
2

Slide 17 - Tekstslide

Bekijk de vorige afbeelding. Omschrijf het verschil in vormsoort.

Slide 18 - Open vraag

Bekijk de afbeelding op dia 17. De beelden hebben dezelfde vormstructuur. Omschrijf deze vormstructuur.

Slide 19 - Open vraag

ruimtelijkheid
Onderscheiden we in:

  • Een voorstelling die ruimte suggereert.
  • Een voorstelling die echt ruimtelijk (3D) is.
  • Een reliëf: een tussenvorm die half-ruimtelijk is. 

Slide 20 - Tekstslide

reliëf
3D, echt ruimtelijk
ruimtesuggestie

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Plasticiteit is een ander woord voor ruimtelijkheid. Omschrijf hoe de vorige afbeelding plasticiteit laat zien.

Slide 23 - Open vraag

vormaspect
vormaspect is een ander woord voor kenmerk van een vorm. We gaan hier een aantal van oefenen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Leg uit hoe de organische vormen in het huis van de vorige dia verwerkt zijn.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

In de vorige dia is gebruik gemaakt van ......... vormen.
A
Organische
B
Open
C
Geometrische
D
Massieve

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een open en een gesloten vorm?

Slide 29 - Open vraag

Upload een 2 plaatjes. 1 van een open en 1 van een gesloten vorm.

Slide 30 - Open vraag

Een cirkel, een driehoek en een vierkant zijn......
A
basisvormen
B
geometrische vormen
C
symmetrische vormen
D
enkelvoudige vormen

Slide 31 - Quizvraag

Leg het verschil uit tussen symmetrisch en a-symmetrisch.

Slide 32 - Open vraag

Maak thuis een foto van een samengestelde vorm en upload die hier.

Slide 33 - Open vraag

vormcontrast
Vormcontrast ontstaat wanneer er twee vormen, die sterk van elkaar verschillen, in 1 beeld gebruikt worden.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Omschrijf het vormcontrast uit de vorige afbeelding.

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

Omschrijf het vormcontrast uit de vorige afbeelding.

Slide 38 - Open vraag

massief
transparant

Slide 39 - Sleepvraag

vormen kunnen begrensd worden door....
Noem 4 manieren.

Slide 40 - Woordweb

Slide 41 - Tekstslide

Leg uit hoe in de vorige dia gebruik wordt gemaakt van vorm en restvorm.

Slide 42 - Open vraag

ruimteomschrijvend
ruimtevullend 

Slide 43 - Sleepvraag