M22 - Intro + Schritt 9 & 10

Mevrouw Weisspflog
(oder Frau Weiss)
21 Jahre alt, Heerlen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsSecondary EducationAge 13

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Mevrouw Weisspflog
(oder Frau Weiss)
21 Jahre alt, Heerlen

Slide 1 - Tekstslide

Noch mehr Info
  • Geburtsland
  • Muttersprache
  • Bogenschießen und Kunst.
  • Haustier.
  • Warum bin ich hier?

Slide 2 - Tekstslide

Ein Spiel!
,,Wat denken jullie wat bij mij past?’’
Er komen vragen waarvan jullie de antwoorden moeten raden!

Slide 3 - Tekstslide


,,Welches Haustier habe ich?’’
A
eine Katze
B
ein Reptil
C
ein Hund
D
ein Vogel

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide


,,Was ist meine Lieblingsfarbe?’’
A
rot & pink
B
blau & gelb
C
pink & gelb
D
grün & blau

Slide 6 - Quizvraag


,,Was ist mein Lieblingsessen?’’
A
eine Pizza
B
eine Lasagne
C
Spaghetti mit Tomatensauce
D
ein Schnitzel

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Regeln
  • Alle spullen bij je hebben (Laptop, werkboek, schrift en schrijfmateriaal)
  • Vinger opsteken
  • Respect voor elkaar 
  • (Vaste plaatsen zitten!)

Slide 9 - Tekstslide

Wat weten jullie nog
van de vorige les?

Slide 10 - Woordweb

Lernziele
  1. Je kunt makkelijke en korte notities voor jezelf schrijven.
  2.  Je kunt teksten over bekende onderwerpen begrijpen.
  3. Je kunt de 4e naamval bij bepaalde en onbepaalde lidwoorden in makkelijke zinnen vervoegen.

Slide 11 - Tekstslide

Programm
Lesuur 1: 
  • Huiswerk nakijken
  • Nieuwe grammatica

Lesuur 2:
  • Schrijf- en Grammatica opdrachten

Slide 12 - Tekstslide

Hausaufgaben korrigieren


  • Schritt 9: Opdracht 1, 2, 7, 8 

  • Vokabeln: NL-->DE woord voor woord overschrijven.

Slide 13 - Tekstslide

Wörter abschreiben
Wie macht man das?

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp
Regel: wie + gezegde? = onderwerp

Slide 15 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Regel: wie/wat + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp 

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld:
Die Schüler haben die Hausaufgaben.
Wat is het onderwerp? --> Die Schüler
Gezegde? --> haben
Regel: wie/wat (was) + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp
Was haben die Schüler? = die Hausaufgaben
Lijdend voorwerp = die Hausaufgaben

Slide 17 - Tekstslide

¨Der Vater schreibt den Brief.¨

Wat is het onderwerp?
A
der Vater
B
schreibt
C
den Brief

Slide 18 - Quizvraag

¨Ich rufe das Mädchen morgen an.¨

Wat is het lijdend voorwerp?
A
ich
B
rufe an
C
morgen
D
das Mädchen

Slide 19 - Quizvraag

¨Der Ober bringt mir eine Serviette.¨

Wat is het lijdend voorwerp?
A
eine Serviette
B
bringt
C
der Ober
D
mir

Slide 20 - Quizvraag

¨Was kocht deine Mutter für eine Mahlzeit?¨
Wat is het onderwerp?
A
für eine Mahlzeit
B
kocht
C
deine Mutter
D
was

Slide 21 - Quizvraag

¨Mein onkel hat ------- Hund(m) adoptiert (adopteert).¨
A
einen
B
eine
C
ein
D
-

Slide 22 - Quizvraag

¨Olaf schenkt ihm ------- Buch(o).¨
A
eine
B
einen
C
ein
D
-

Slide 23 - Quizvraag

¨Sabine möchte ----- Blumen(mv) haben.¨
A
das
B
die
C
der

Slide 24 - Quizvraag

¨Täglich reite ich ------ Pferd(o) Amadeus.¨
A
das
B
die
C
der

Slide 25 - Quizvraag

Schritt 10: Schreiben



  • Opdrachten 2, 3, 5       Arbeitsbuch 

Slide 26 - Tekstslide

Lernziele
  1. Je kunt makkelijke en korte notities voor jezelf schrijven.
  2.  Je kunt teksten over bekende onderwerpen begrijpen.
  3. Je kunt de 4e naamval bij bepaalde en onbepaalde lidwoorden in makkelijke zinnen vervoegen.

Slide 27 - Tekstslide

Hausaufgaben
Dinsdag 12 December


  • Schritt 10: Schreiben - Opdrachten 2, 3, 5 Arbeitsbuch 

  • Extra Werkblad: Neue Grammatik, 4e Naamval

Slide 28 - Tekstslide