Hoofdstuk 7 en 8 klas 3M

Hoofdstuk 7 en 8
3M
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7 en 8
3M

Slide 1 - Tekstslide

Welke stelling is juist?
A
1% van het Nederlandse bbp wordt verdiend met wederuitvoer.
B
Nederland exporteert alleen goederen die in het buitenland zijn gemaakt.
C
NL verdient meer geld aan wederuitvoer dan aan export van Nederlandse producten.
D
Onze ligging aan de Noordzee maakt ons zeer geschikt voor wederuitvoer.

Slide 2 - Quizvraag

Nederland heeft in vergelijking met andere landen een open economie omdat,
A
wij alle benodigde producten zelf kunnen maken.
B
het voor Nederland lastig is te handelen met het buitenland.
C
wij veel producten niet zelf kunnen maken.

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin geeft de kenmerken van een open economie (er zijn 2 antwoorden goed)?
A
Het land heeft een lage importquote en een lage exportquote.
B
Het land heeft weinig last van economische problemen in andere landen.
C
Het land profiteert van economische groei elders in de wereld.
D
Het land voert veel goederen in en voert veel goederen uit.

Slide 4 - Quizvraag

Er zijn verschillende redenen waarom we goederen importeren. Hieronder staan een aantal goederen en een aantal redenen waarom we goederen importeren. Welke combinatie is juist?
A
Buitenlandse producten zijn van betere kwaliteit of goedkoper > goud.
B
Bepaalde grondstoffen hebben we in Nederland niet > kleding.
C
Ons klimaat is niet geschikt om bepaalde producten te verbouwen > mango's.

Slide 5 - Quizvraag

Nederland importeert fors meer tweedehands auto's.
Nederland ontdekt massaal de tweedehands auto uit het buitenland, met name Duitsland. Vorig jaar werden 150.000 tweedehands auto's geïmporteerd, een stijging van 30 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Dat blijkt uit cijfers van branchevereniging Bovag.
Het gaat hier over:
A
Vrijheid van diensten
B
Vrijheid van goederen
C
Vrijheid van kapitaal
D
Vrijheid van personen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is harmonisatie?
A
Een extra lange bus.
B
Wetten worden op elkaar afgestemd.
C
Wetten worden per land bepaald.

Slide 7 - Quizvraag

De volgende zinnen gaan over de EMU. Welke is juist?
A
Alle lidstaten van de EU behoren tot de EMU.
B
Binnen de eurozone kun je met één valuta betalen.
C
De Europese Centrale Bank is de bank voor alle landen binnen de EU.
D
De Europese Centrale Bank moet zorgen voor een lage rente.

Slide 8 - Quizvraag

Hieronder staan een aantal protectiemaatregelen en de bijbehorende beschrijvingen. Welke combinatie is juist?
A
Bepaalde goederen mogen niet ingevoerd worden > exportsubsidie.
B
Belasting op ingevoerde producten > importheffing.
C
Subsidie om goederen goedkoper in het buitenland te verkopen > quota.
D
Er mag een bepaald aantal producten ingevoerd worden > importverbod.

Slide 9 - Quizvraag

De EU verstrekt geen exportsubsidies meer. De volgende zinnen beschrijven een gevolg van deze exportsubsidies:
1 Afrikaanse boeren kunnen hun producten niet meer kwijt.
2 Een deel van de overtollige productie komt terecht in Afrika.
3 Europese boeren produceren teveel.
4 Europese landbouwproducten komen voor dumpprijzen op de Afrikaanse markt.
A
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 1 → 3 → 2 → 4 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
B
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 3 → 4 → 1 → 2 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
C
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 3 → 2 → 4 → 1 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
D
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 4 → 1 → 3 → 2 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van globalisering.
A
Via internet kun je over de hele wereld shoppen.
B
Ons rundvlees komt uit Argentinië.
C
Sommige mensen willen de euro afschaffen.
D
Steeds meer Nederlanders vinden een baan in China.

Slide 11 - Quizvraag

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 12 - Quizvraag

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NLheeft een goed onderwijssysteem.
B
NLheeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk voorbeeld is sprake van Noodhulp?
A
Nederland geeft jaarlijks een geldbedrag aan Ethiopië .
B
Nederland geeft hulp aan Albanië om de economie te versterken.
C
Nederland geeft Suriname hulp vanwege een overstroming daar

Slide 15 - Quizvraag



Online wordt een product uit India besteld. 
De inkoopkosten bedragen €80,-- 
Over het product moet 5% aan invoerrechten worden betaald en over dit totaal nog eens 21% btw. 
 Bereken wat het horloge in totaal kost.

A
€100,80
B
€106
C
€101
D
€101,64

Slide 16 - Quizvraag


Costa rica exporteert Ananassen naar NL om 1  kaas te importeren.
Wat gebeurt er met hun ruilvoet in 2019?
A
Verbetert ten opzichte van 2012
B
Verslechtert ten opzichte van 2012
C
Blijft hetzelfde ten opzichte van 2012
D
Dit heeft niks te maken met ruilvoet

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn twee verschillende manieren waarop een staatsschuld kan worden verminderd.
A
1. Noodhulp 2.Bilaterale hulp
B
1.Minder uitgeven 2. Inkomsten verhogen.
C
1. Lening afsluiten 2. Faillissement aanvragen
D
1.Microkrediet 2.Fairtrade

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een andere naam aan de hulp die bedoeld is om het
blijvend verminderen van extreme armoede in een land tegen te gaan.
A
Noodhulp
B
Bilaterale hulp
C
Structurele hulp
D
Multilaterale hulp

Slide 19 - Quizvraag



Hoeveel geld werd er ontvangen van particuliere donaties?
A
€49.000.000
B
€4.900.000
C
€21.000.000
D
€16.100.000

Slide 20 - Quizvraag



In welke regel staan deze verschijnselen zó dat een logische gedachtegang ontstaat voor de vicieuze cirkel van kinderarbeid?

A
1-2-3
B
3-2-1
C
1-3-2
D
3-1-2

Slide 21 - Quizvraag