Paragraaf 3.1 - Een stroomkring maken ONLINE

3.1 - Een stroomkring maken
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3.1 - Een stroomkring maken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 3.1
  • Je kunt uitleggen hoe je een lamp laat branden. 
  • Je kunt de onderdelen van een stroomkring beschrijven. 
  • Je kunt uitleggen welke stoffen geleiders en isolatoren zijn en een aantal voorbeelden geven.
  • Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet. 
  • Je kunt rekenen met de eenheid van stroomsterkte.

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
Je komt in huis allerlei apparaten tegen die op elektriciteit werken. Apparaten die veel elektrische energie nodig hebben, zoals een stofzuiger of een wasmachine, sluit je aan op het lichtnet. Andere apparaten, zoals een mobiele telefoon of een draadloze koptelefoon, halen de elektrische energie die ze nodig hebben uit batterijen of accu’s.

Slide 3 - Tekstslide

Een gesloten stroomkring

Met een batterij kun je een lampje laten 
branden. Dat lukt alleen als de stroom 
van de batterij naar het lampje, door 
de gloeidraad van het lampje en weer 
terug naar de andere kant van de batterij kan 
stromen (zie figuur ). 

Er is dan een gesloten stroomkring. Als je de strookring onderbreekt, gaat het lampje weer uit.

Slide 4 - Tekstslide

Onderdelen van een stroomkring
Tenminste drie onderdelen. 
• De batterij levert de elektrische energie. 
• De draden vervoeren de energie naar het lampje. De energie wordt van de batterij naar het lampje vervoerd en van het lampje weer terug naar de batterij. 
• Het lampje zet de elektrische energie om in licht en warmte. 
 

Slide 5 - Tekstslide

Bij een open stroomkring werken apparaten
A
Wel
B
Niet

Slide 6 - Quizvraag

Een open stroomkring
A
Laat elektronen rond stromen
B
Laat elektronen niet rond stromen

Slide 7 - Quizvraag

Een gesloten stroomkring bevat.....
A
Geen schakelaars
B
Geen isolatoren
C
Geen geleiders
D
Geen elektronen

Slide 8 - Quizvraag

Isolerende en geleidende stoffen

Slide 9 - Tekstslide

Geleiders 
Stoffen waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen, heten geleiders. 

Alle metalen zijn geleiders, maar het ene metaal geleidt beter dan het andere. 
Isolatoren 
Stoffen die een elektrische stroom niet of heel slecht doorlaten, heten isolatoren. 

Voorbeelden zijn rubber, glas en de meeste soorten plastic. 

Slide 10 - Tekstslide

schakelaar de werking

Slide 11 - Tekstslide

Wat is GEEN isolator?
A
Lucht
B
Rubber
C
Aluminium
D
Kunststof

Slide 12 - Quizvraag

Geleiders laten de stroom ........ door
A
Goed
B
Slecht
C
Niet

Slide 13 - Quizvraag

Hieronder staan 4 stoffen.
Welke stoffen zijn isolatoren?
A
goud
B
lucht
C
plastic
D
hout

Slide 14 - Quizvraag

De stroom meten
Als je een lampje op een batterij aansluit, gaat er een stroom door het lampje lopen. Met een stroommeter kun je meten hoe ‘sterk’ de elektrische stroom is. 
De stroomsterkte heeft als eenheid de ampère (A). Een stroommeter wordt daarom ook wel ampèremeter genoemd. 
Als de stroomsterkte klein is, meet je de stroom meestal in milliampère (mA). 
 
Omrekenen doe zo: 
1 mA = 0,001 A 
1 A = 1000 mA 
 

Slide 15 - Tekstslide

Twee manieren om de stroomsterkte te meten.
De stroomsterkte is op elke plaats in de stroomkring even groot (zie figuur ). Het maakt dan ook niet uit waar je de stroommeter in de stroomkring opneemt: links of rechts van het lampje.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
Meter
B
Volt
C
Ampere
D
Kilo

Slide 17 - Quizvraag

de stroommeter plaats je altijd
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 18 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in:
Een ......... is een bron die elektrische energie levert!!!
A
voltmeter
B
spanningsbron
C
amperemeter

Slide 19 - Quizvraag

Vul in.
0,375 A =……………. mA

Slide 20 - Open vraag

Vul in.
56 mA =………….. A

Slide 21 - Open vraag

Opdrachten maken
Wat: Maak de opdrachten volgens de planner     
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!     
Hulp: na de les in de chat of in het kanaal 'algemeen'    
Tijd:  tot einde les

Slide 22 - Tekstslide