V3 Lesson unit 4 grammar

V3 Lesson unit 4 grammar
andddddd words
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

V3 Lesson unit 4 grammar
andddddd words

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Grammar explanation
2. Quiz time
3. Time for homework

Slide 2 - Tekstslide

Past simple vs present perfect vs past perfect
- herhaling-

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Deze kun je allemaal gebruiken als je in de verleden tijd aan het spreken bent.
Ze hebben alleen een paar verschillen in betekenis en in gebruik:

Slide 4 - Tekstslide


A

Slide 5 - Quizvraag

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Past simple: iets begon in het verleden en is afgerond (nu niet meer bezig/nu geen effect meer)
Present perfect: iets begon in het verleden en heeft nu nog steeds blijvend resultaat, of is nu nog bezig
Past perfect: als je praat over meerdere momenten in het verleden --> past perfect voor hetgeen dat het langste geleden was

Slide 6 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Past simple: iets begon in het verleden en is afgerond (nu niet meer bezig/nu geen effect meer)

Yesterday, I talked to my new neighbours.  (to talk)
Last Friday, I saw my brother on TV.  (to see)

Vorm: werkwoord + ed     of     tweede rijtje

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Present perfect: iets begon in het verleden en heeft nu nog steeds blijvend resultaat, of is nu nog bezig.

I have played the piano for 20 years.  (to play)
John has not seen the new Elvis movie yet. (to see)
Vorm: have/has + werkwoord + ed of have/has + derde rijtje

Slide 8 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Past perfect: als je praat over meerdere momenten in het verleden --> past perfect voor hetgeen dat het langste geleden was! Het andere moment = past simple.

Before the guests arrived, I had cleaned my room. 
John had seen his sister every day until she moved to Thailand. (to see)

Vorm: had + werkwoord + ed of had + derde rijtje

Slide 9 - Tekstslide

What to do with this verb?
De voorbeelden van net gebruikten 'to play', 'to talk', 'to see', 'to clean', etcetera.
Wat nou als het betreffende werkwoord:  'to have' is?
Dus...

Slide 10 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Past simple: iets begon in het verleden en is afgerond (nu niet meer bezig/nu geen effect meer)

On Wednesday 1 March 1997, I_________ (to have) my first Tennis match. 
Yesterday, I talked to my new neighbours.  (to talk)
Last Friday, I saw my brother on TV.  (to see)

Vorm: werkwoord + ed     of     tweede rijtje

Slide 11 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Past simple: iets begon in het verleden en is afgerond (nu niet meer bezig/nu geen effect meer)

On Wednesday 1 March 1997, I had my first Tennis match. 
Yesterday, I talked to my new neighbours.  (to talk)
Last Friday, I saw my brother on TV.  (to see)

Vorm: werkwoord + ed     of     tweede rijtje

Slide 12 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Present perfect: iets begon in het verleden en heeft nu nog steeds blijvend resultaat, of is nu nog bezig.

I ________ (to have) enough of this already!
I have played the piano for 20 years.  (to play)
John has not seen the new Elvis movie yet. (to see)
Vorm: have/has + werkwoord + ed of have/has + derde rijtje

Slide 13 - Tekstslide

I ____ (to have) enough of this already!
Present perfect
A
had
B
had had
C
have had
D
has had

Slide 14 - Quizvraag

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Present perfect: iets begon in het verleden en heeft nu nog steeds blijvend resultaat, of is nu nog bezig.

I have had enough of this already!
I have played the piano for 20 years.  (to play)
John has not seen the new Elvis movie yet. (to see)
Vorm: have/has + werkwoord + ed of have/has + derde rijtje

Slide 15 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Past perfect: als je praat over meerdere momenten in het verleden --> past perfect voor hetgeen dat het langste geleden was! Het andere moment = past simple
Yesterday, I really wanted to relax because I _____________(to have) a very busy day. 
Before the guests arrived, I had cleaned my room. 
John had seen his sister every day until she moved to Thailand. (to see)
Vorm: had + werkwoord + ed of had + derde rijtje

Slide 16 - Tekstslide

Yesterday, I really wanted to relax because I _____(to have) a very busy day. -past perfect-
A
had
B
had had
C
have had
D
has had

Slide 17 - Quizvraag

Past Simple vs Present Perfect vs Past perfect
Past perfect: als je praat over meerdere momenten in het verleden --> past perfect voor hetgeen dat het langste geleden was! Het andere moment = past simple
Yesterday, I really wanted to relax because I had had a very busy day. 

Before the guests arrived, I had cleaned my room. 
John had seen his sister every day until she moved to Thailand. (to see)
Vorm: had + werkwoord + ed of had + derde rijtje

Slide 18 - Tekstslide

Singular vs Plural
enkelvoud en meervoud
Dit zijn situaties waarbij het voor ons als Nederlander eigenlijk niet zo logisch is hoe ze dat in het Engels doen.. Dus dit moet je gewoon leren!!!

Slide 19 - Tekstslide

eerst eens testen wat je al weet

Slide 20 - Tekstslide

I used to have one sheep.
Now I have....
A
a lot of sheeps
B
a lot of sheep

Slide 21 - Quizvraag

What is your favourite _______ to watch on Netflix?
A
series
B
serie

Slide 22 - Quizvraag

Apparently, Germany owns many_______
A
hovercraft
B
hovercrafts

Slide 23 - Quizvraag

I think the police ______ looking for the missing dog.
A
is
B
are

Slide 24 - Quizvraag

I like your book report. However, you still need to include a table of _______
A
content
B
contents

Slide 25 - Quizvraag

Situatie 1: 
bewaar ik voor op het einde... haha
die is namelijk het moeilijkst

Slide 26 - Tekstslide

Situatie 2:
Als een woord eindigt op -ese
(Chinese, Japanese, Londonese)
Dan maakt het niet uit of het meervoud of enkelvoud is. Je houdt altijd gewoon '-ese' en niet dus niet '-eses'
 Dus:
I know a Chinese who makes beautiful art.
The Japanese have an interesting culture.

Slide 27 - Tekstslide

Situatie 3:
Als een woord eindigt op -craft
(aircraft, hovercraft)
Dan maakt het niet uit of het meervoud of enkelvoud is. Je houdt altijd gewoon '-craft' en niet dus niet 'crafts'
 Dus:
A boat is an example of a watercraft.
The company owns several hovercraft.

Slide 28 - Tekstslide

Situatie 4:
Sommige namen van dieren blijven in het meervoud hetzelfde als in het enkelvoud.

1 sheep, 2 sheep, 100sheep
1 deer, 2 deer, 100 deer
1 salmon, 2 salmon, 100 salmon
1 fish, 2 fish, 100 fish

Slide 29 - Tekstslide

Situatie 5:
Sommige woorden die al eindigen op een -s zijn in het enkelvoud hetzelfde als in het meervoud. 
1 species - 2 species
1 means - different means
1 series - multiple series
1 crossroads - several crossroads

Slide 30 - Tekstslide

Situatie 6:
Voorwerpen die uit twee gelijken helften bestaan, zoals je broek, een schaar, je bril...

I've got new glasses (mv) --> ik heb een nieuwe bril (ev)
I need a pair of scissors (mv) --> ik heb een schaar nodig (ev)

Slide 31 - Tekstslide

Situatie 7:
combinaties met getallen. Dus als het woord bij dat getal hoort dan wordt dat een meervoud:

I am 16 years old (year hoort bij 16 dus meervoud)
Maar niet: an eight-years-old boy. Dat is: an eight-year-old boy.
That will be 20 euros.

Slide 32 - Tekstslide

Situatie 8:
Deze woorden zijn altijd meervoud:
Police
cattle
wages
surroundigs
savings
stairs
contents

Slide 33 - Tekstslide

Back to situatie 1:
Als het onderwerp van de zin meervoud is, dan is het lijdend voorwerp dat ook. 
Het ding wat dus misschien meervoud of enkelvoud is maak je altijd gelijk aan de 'wie' van de zin. 
She forgot to put on her coat.
They forgot to put on their coats.

Slide 34 - Tekstslide

last but not least
SOME- en ANY-

Slide 35 - Tekstslide

Some & Any
Something & anything = iets
Somewhere & anywhere = ergens
Somebody & anybody = iemand

Slide 36 - Tekstslide

Welke?
BEVESTIGENDE ZIN (-) of je verzoekt iets (?) of biedt iets aan (?) op is: Some

ONTKENNENDE ZIN (-) of normale vragen
is: Any

Slide 37 - Tekstslide

Some & Any
Bevestigende zinnen
Vragen
Ontkennende zinnen
Some
+
+
Any
+
+
Some & Any
(=wat, een paar en enkele)
SOME gebruik je in:
1. Bevestigende zinnen:
Mum has brought us some apples.
2. Vragen waarbij je een deel van een bekend geheel aanvraagt.
May I have some water?
3. Vragen waarbij je iets aanbiedt:
Would you like some biscuits?
ANY gebruik je in:
1. Ontkennende zinnen:
We didn't bring any lunch.
2. Alle andere vragen:
Have you got any orange juice?

Slide 38 - Tekstslide

Quiz time
You have 7 minutes to study the words ENGLISH to DUTCH in the lesson 2 box from unit 4 
I'll test you

Slide 39 - Tekstslide

Quiz time
You have 5 minutes to carefully analyse the words from lesson 2 that are in English-Dutch.

Dictee........

Slide 40 - Tekstslide