Lesbrief 3

P&S Lesbrief 3
Presenteren en stileren
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

P&S Lesbrief 3
Presenteren en stileren

Slide 1 - Tekstslide

Assortiment en doelgroep
Alle producten en diensten die de winkel verkoopt, noemen we het assortiment van de winkel

De groep mensen aan wie de winkel het verkoopt of op de winkel zich richten, noemen we de doelgroep.

Slide 2 - Tekstslide

Concurrentie
En bedrijven die dezelfde producten en diensten verkopen aan dezelfde doelgroep heten concurrenten. 
De mate waarin jouw winkel kan concurreren met andere bedrijven, noem je de concurrentiepositie. Kan jouw winkel goed concurreren met andere bedrijven, omdat klanten jouw winkel bijvoorbeeld heel leuk vinden? Dan heb je een goede concurrentiepositie. 

Slide 3 - Tekstslide

Retail
Retail is de naam voor alle bedrijven die producten en diensten verkopen aan personen. Die personen noem je particulieren of consumenten.

Slide 4 - Tekstslide

Marketing
Alles wat een bedrijf (bewust) doet om meer producten te verkopen of de naamsbekendheid te vergroten.

Slide 5 - Tekstslide

Marketing
Marketing komt van de Engelse woorden; Market en Getting. Letterlijk vertaald betekent dit: de markt krijgen.

Bedrijven doen er dus alles aan om de vraag uit de markt bij hen terecht te laten komen.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe kan een winkelier dit doen?
Hoe kan een winkelier de vraag uit de markt bij hem terecht laten komen?
Bijvoorbeeld door:
  • mooie etalages
  • grote advertenties
  • vriendelijk en goed opgeleid personeel
  • reclameposters in bushokjes.

Slide 7 - Tekstslide

Marketinginstrumenten
Een marketinginstrument is een activiteit gericht op verkoop.
Er zijn zes instrumenten voor de marketing van een winkel, deze staan op de afbeelding hiernaast.

Slide 8 - Tekstslide

De marketingmix
De 6 marketinginstrumenten samen heet de marketingmix.
Om als bedrijf je marketingdoelen te behalen, moeten de 6 P's goed op elkaar afgestemd zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Noem de 6 marketinginstrument, dus de 6 P's?

Slide 10 - Open vraag

Schappenplan
In een schappenplan staat de indeling van een schap of stelling met artikelen. Er staat precies aangegeven:

- welke artikelen in het schap komen te staan
- welke artikelen bij elkaar in het schap moeten staan
- hoeveel van dezelfde artikelen naast elkaar staan (het aantal facings)
- welke schaphoogte de artikelen in de stelling hebben.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Schaphoogte
In een schappenplan zie je op welke presentatiehoogte je de artikelen in het schap moet zetten. Er zijn vier schaphoogten die je moet kennen:
- reikhoogte
- ooghoogte
- grijphoogte
- bukhoogte. 
Artikelen op ooghoogte vallen het meeste op, daarna de artikelen op grijphoogte!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Zware artikelen zet je vooral op ...?
A
ooghoogte
B
reikhoogte
C
grijphoogte
D
bukhoogte

Slide 16 - Quizvraag

Artikelen die je graag wilt verkopen zet je op ...?
A
ooghoogte
B
reikhoogte
C
grijphoogte
D
bukhoogte

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Wat doet een visual merchandiser?

Slide 19 - Open vraag

Display
Een display is een tijdelijke artikelpresentatie met als doel de artikelen onder de aandacht te brengen.
Een display heeft een stopkrachteffect, het remt mensen af, zodat ze het bekijken.
Vaak is een display in een thema (bijv. zomer of zonnebrandcreme)

Slide 20 - Tekstslide

Functies van een display
Een display kan verschillende functies hebben:

- het tijdelijk presenteren van nieuwe artikelen, seizoenartikelen en reclameartikelen.
- een gekozen thema extra onder de aandacht brengen.
- de klant ‘sturen’ naar een bepaalde plaats in de winkel.
- dode hoeken (verkoopzwakke zones) tot leven brengen.
- de snelheid van haastige winkelbezoekers verminderen.

Slide 21 - Tekstslide

Eigen of fabrikantendisplay
Je kunt displays indelen naar wie de display levert. Je spreekt dan over eigen displays en fabrikantendisplays.
Een fabrikantendisplay komt van een producent die een bepaald merk levert. De winkelier krijgt de fabrikantendisplays kant-en-klaar van die fabrikant. Je kunt de displays snel en makkelijk in elkaar zetten en de merkartikelen erop presenteren.
Daarnaast kan een winkelier ook zijn eigen displays maken, dit doe je zelf of de etaleur bouwt deze.

Slide 22 - Tekstslide

Attentiewaarde
Een goede display heeft een hoge attentiewaarde. De attentiewaarde (of stopkracht) is de mate waarin de display de aandacht van de klant trekt. Een display moet daarom opvallen. Door het gebruik van kleuren en het juiste promotiemateriaal kun je de attentiewaarde van de display verhogen.

Slide 23 - Tekstslide

Soorten display
  • kop- of einddisplay (op de kopstelling van een schap)


  • eilanddisplay (hier kun je rondom heen lopen)


  • massadisplay (grote hoeveelheid artikelen, vaak bij een discountsupermarkt)


  • toonbankdisplay (een kleine display op de toonbank bij de kassa)

Slide 24 - Tekstslide

Soorten display
  • wandisplay (een display tegen de wand)

  • vloerdisplay (staat op de grond in de winkel)

  • buitendisplay (staat buiten voor de winkel)

  • schapdisplay (een display in een schap)

Slide 25 - Tekstslide

Artikelpresentatie
Als je een artikelpresentatie maakt, bijv. een display, verwacht de klant dat de artikelpresentatie:

- schoon en verzorgd is
- overzichtelijk en aantrekkelijk is
- bereikbaar is voor de klant.

Slide 26 - Tekstslide

Artikelpresentatie
Je kunt artikelen op verschillende plekken presenteren. Bijvoorbeeld in een:

- display
- winkelschap
- etalage
- vitrine.

Slide 27 - Tekstslide

Artikelpresentatie
Bij het maken van een artikelpresentatie kun je het volgende gebruiken:

- opbouwmateriaal; een verhoging, een rekje of een paspop.
- decoratiemateriaal; wat past bij het seizoen of het thema.
- verlichting; hiermee kun je de presentatie of onderdelen uit de presentatie extra benadrukken.
- kleur; gebruik niet te veel kleur in de etalage, anders wordt het te druk.
- artikelen; die verdienen de meeste aandacht.
- geluid; denk aan omroepberichten of muziek.

Slide 28 - Tekstslide

2D en 3D
Een tweedimensionale presentatie heeft een platte vorm, denk aan een kaart, poster, folder of een reclamebord.

Een driedimensionale presentatie heeft diepte en neemt ruimte in. Denk aan een etalage, kleding gepresenteerd op een etalagepop of een modeshow.

Slide 29 - Tekstslide

Dit is een ...... dimensionale artikelpresentatie
A
twee
B
drie

Slide 30 - Quizvraag

Dit is een ...... dimensionale artikelpresentatie
A
twee
B
drie

Slide 31 - Quizvraag

Geef nog een ander voorbeeld van een artikelpresentatie in 3D. (driedimensionaal)

Slide 32 - Open vraag

Soorten etalages
  • Open etalage
  • Half open etalage
  • Gesloten etalage

Slide 33 - Tekstslide

open etalage
gesloten etalage

Slide 34 - Tekstslide

Is deze etalage open half open of gesloten?
A
open
B
half open
C
gesloten

Slide 35 - Quizvraag

En deze?
A
open
B
half open
C
gesloten

Slide 36 - Quizvraag

Compositie
Een etalage of een artikelpresentatie maak je in een bepaalde compositie. Je ordent en verdeelt de elementen in de ruimte (de etalage) en hiermee zorg je dat er een mooi geheel ontstaat. 
Binnen het etaleren kennen we een aantal compositievormen:
symmetrisch, asymmetrisch, ritme en piramide.

Ook kennen we een aantal compositielijnen:
horizontaal, verticaal en diagonaal.

Slide 37 - Tekstslide

Welke compositielijn zie je op de afbeelding?
A
symmetrisch
B
a-symmetrisch

Slide 38 - Quizvraag

Welke compositievorm zie je op de afbeelding?
A
symmetrisch
B
a-symmetrisch

Slide 39 - Quizvraag

Welk compositielijn zie je hier?
A
horizontaal
B
verticaal
C
diagonaal

Slide 40 - Quizvraag

Welke compositie-vorm zie je hier?

Slide 41 - Open vraag

2
3
Artikel
Decoratiemateriaal 
Opbouwmateriaal

Slide 42 - Sleepvraag