In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Teken in je schrift:
- 2 lijnen van 4 cm die elkaar raken:
- Teken een boogje.
- Zet een hoofdletter bij de punt.
- Geef aan wat het hoekpunt is.
- Geef aan wat de benen zijn.
Een hoek waarvan de benen loodrecht op elkaar staan.
Schrijf erbij: Dit is een rechte hoek.
Zet het tekentje voor rechte hoek erin.
Een hoek die kleiner is dan een rechte hoek.
Schrijf erbij: Dit is een scherpe hoek.
Zet een boogje in het hoekpunt.
Een hoek die groter is dan een rechte hoek.
Schrijf erbij: Dit is een stompe hoek.