In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Bij ongeslachtelijke voortplanting heb je twee planten nodig
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Je ziet een lelietje-van-dalen, Kan het lelietje-van dalen zich ongeslachtelijk voortplanten? Kan het lelietje-van dalen zich geslachtelijk voortplanten?
hint
Zie je een bloem/zaad/vrucht? Dan is het geslachtelijk
Zie je wortelstokken/uitlopers/stekken/knol/bol? Dan is het ongeslachtelijk
A
ja, ongeslachtelijk en
ja, geslachtelijk
B
ja, ongeslachtelijk en
nee, niet geslachtelijk
C
nee, niet ongeslachtelijk en
ja, geslachtelijk
D
nee, niet ongeslachtelijk en
nee, niet geslachtelijk
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van ongeslachtelijke voortplanting bij planten?
A
Deling en stekken
B
Bollen en knollen
C
Uitlopers en wortelsstokken
D
Stuifmeelkorrels en eicellen
Slide 12 - Quizvraag
Oeverkruid plant zich voort door uitlopers en door zaden. Geef bij elk van deze manieren van voortplanting aan of die geslachtelijk of ongeslachtelijk is.
In de afbeelding is een krokusknol met enkele scheuten getekend. De scheuten kunnen van de knol worden gehaald en verder groeien als afzonderlijke planten. Is dit een voorbeeld van geslachtelijke voortplanting of ongeslachtelijke voortplanting?
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting
Slide 14 - Quizvraag
Mutagene invloeden kunnen zorgen voor mutaties in DNA. Wanneer zijn de (negatieve) gevolgen hiervan het grootst?
A
Bij mutaties in een lichaamscel
B
Bij mutaties in een geslachtscel
Slide 15 - Quizvraag
Plotselinge verandering van het genotype heet een
A
mutageen
B
mutatie
C
DNA verandering
D
celdeling
Slide 16 - Quizvraag
Huidkanker wordt veroorzaakt door een mutatie, in wat voor soort cel zit deze mutatie?
A
Lichaamscel
B
Geslachtscel
Slide 17 - Quizvraag
Waar/niet waar: Een röntgenfoto vergroot de kans op een mutatie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Hoe noemen we de mutatie bij dit dier?
A
witte aap
B
albino
C
apino
D
dit is geen mutatie
Slide 19 - Quizvraag
Wordt een mutatie in een lichaamscel overgedragen aan het nageslacht?