3.5

§3.5 Hersenen
vandaag gaan we:
- behandelen § 3.5 
- maken opdrachten
- huiswerk: bestuderen § 3.1 t/m § 3.5
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§3.5 Hersenen
vandaag gaan we:
- behandelen § 3.5 
- maken opdrachten
- huiswerk: bestuderen § 3.1 t/m § 3.5

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zitten je hersenen in elkaar?

Hersenen bestaan uit drie delen:


- grote hersenen

- kleine hersenen

- hersenstam

Slide 2 - Tekstslide

Grote hersenen
buitenkant geplooid = hersenschors
hersenschors: hierop liggen de verschillende hersencentra

Elk type zintuig is verbonden met een hersencentrum
v.b: spraakcentrum: start van de impulsen naar de spieren van je tong en lippen

Er ligt veel informatie vast in de grote hersenen = geheugen

Slide 3 - Tekstslide

Kleine hersenen
Zorgen ervoor dat je bewegingen goed uitvoert.
v.b: stap zetten - 200 spieren die precies op tijd hun werk moeten doen, anders val je.

Zorgen voor coördinatie van de impulsen naar je spieren

Slide 4 - Tekstslide

Hersenstam
Verbinding tussen grote en kleine hersenen in je ruggenmerg.

Verschillende centra die processen in je lichaam regelen die onbewust gebeuren.
v.b: iets wat vanzelf gaat zoals: ademhaling, hartslag, pupilreflex

Slide 5 - Tekstslide

Wat verandert in je hersenen als je leest?
Bij leren ontstaan er verbindingen tussen de zenuwcellen in je hersenen.

De verbindingen worden steeds groter, daardoor kunnen je hersenen de spieren steeds beter sturen.

Je leert de volgorde van de bewegingen, verbetert coördinatie van het lopen, verstaanbaarheid bij kinderen

Slide 6 - Tekstslide

Je gebruikt vaak dezelfde zenuwcellen en dan gaat het steeds beter.

Zenuwcellen maken steeds nieuwe verbindingen, ook als je b.v wiskunde leert

Slide 7 - Tekstslide

Hoe werkt je geheugen?
antwoorden van vragen liggen opgeslagen in je geheugen, dus in de grote hersenen.

Je slaat informatie op in twee soorten geheugen:
- korte termijngehuegen
- lange termijngeheugen

Slide 8 - Tekstslide

Korte termijngeheugen
De informatie die in je korte termijngeheugen opgeslagen wordt, houdt je ongeveer een half uur vast.

v.b: namen, telefoonnummer die je 1 x gebruikt

Slide 9 - Tekstslide

Lange termijngeheugen
Informatie die je belangrijk vindt, zoals je eigen telefoonnummer of dat van je ouders, dit herhaal je en die informatie komt in het lange termijngeheugen.

Herhalen van informatie, de zenuwcellen op je hersenschors worden verbonden tot een 
vaste route: geheugenspoor

Slide 10 - Tekstslide

Geheugenspoor
als een geheugenspoor eenmaal wordt gevormd dan kun je die activeren, de informatie wordt herinnert.

Hoe vaker je een geheugenspoor gebruikt, hoe makkelijker je de informatie kunt oproepen.

Geheugenspoor kun je versterken door de informatie vaak te herhalen.

Slide 11 - Tekstslide

Hebben alle dieren hersenen?
Gwervelde dieren: hebben hersenen, die ongeveer hetzelfde gebouwd zijn als die van mensen

Veel ongewervelde dieren hebben geen hersenen zoals: sponzen, kwallen of zeesterren

andere ongewervelde dieren hebben zeer eenvoudige hersenen, v.b: regenworm

Slide 12 - Tekstslide

regenworm
hiernaast is een afbeelding van het zenuwstelsel van een regenworm te zien.

regenwormen verwerken impulsen in twee centrale zenuwknopen in de kop en in de kleinere zenuwknopen in de segmenten.

twee belangrijke prikkels voor wormen zijn: licht en trillingen.

Slide 13 - Tekstslide

huiswerk
maken opdrachten van § 3.5

Slide 14 - Tekstslide