AF Les 2 Urineproductie

Urineproductie
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Urineproductie

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les:
de student kan vertellen:
  •  hoe urineproductie tot stand komt
  • wat de kleur van de urine zegt over de nieren


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Uitscheiding
  • Het afvoeren van afvalstoffen door het lichaam. De uitscheiding is een natuurlijk proces van het lichaam om afvalstoffen en vocht te verwijderen.

  • Urineren
  • Ontlasting
  • Braken
  • Sputum
  • Transpiratie
  • Menstruatie

Slide 5 - Tekstslide

Functie van de nieren
Filterfunctie:
  1. Water (beïnvloedt bloedvolume/bloeddruk)​
  2. Zouten (invloed op waterhuishouding/bloedvolume/bloeddruk)​
  3. Zure en basische stoffen (invloed op zuurgraad bloed)​
  4. Afvalstoffen en overtollige stoffen uit stofwisseling

Vochtregulatie:
  1. De hoeveelheid water in het bloed​
  2. De hoeveelheid zouten in het bloed​
  3. De pH (= zuurgraad) van het bloed

Hormonaal:
  1. De aanmaak van EPO door de nier stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg.
  2. Renine heeft een rol binnen de bloeddrukregulatie​
  3. ADH wat en voor zorgt dat er minder urine geproduceerd wordt



Slide 6 - Tekstslide

Een ander woord voor plassen (urineren) is....?
A
Micro
B
Mictie
C
Meso
D
Muctie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de gemiddelde uitscheiding van urine bij een volwassene in 24 uur?
A
600 tot 900 mL
B
900 tot 1200mL
C
1200 tot 1500mL
D
1300 tot 1800mL

Slide 8 - Quizvraag

1. Oligurie 

2. Anurie

3. Polyurie

4. Nycturie


A. De urineproductie is minder dan 50 ml per 24 uur.

B. De urineproductie in de nacht groter.

C. De urineproductie is minder dan 400 ml per 24 uur

D. De urineproductie is meer dan 2 liter per 24 uur.

Slide 9 - Tekstslide

Bloed in de urine heet ....?
A
Erytrocyten
B
Hematurie
C
Melanine
D
Melatonine

Slide 10 - Quizvraag

Nierhilus = plaats waar
bloedvaten, zenuwtakken
en lymfevaten de nier 
in- en uitgaan.

Slide 11 - Tekstslide

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 12 - Sleepvraag


A
Nierbekken
B
Niermerg
C
Nierschors
D
Urineleider

Slide 13 - Quizvraag


A
Nierbekken
B
Nierschors
C
Niermerg

Slide 14 - Quizvraag

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 15 - Quizvraag

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Kapsel van Bowman
Kapsel van bowman: vocht en opgeloste stoffen worden vanuit het bloedvatensysteem de nierbuisjes in 'geperst'. 

Slide 18 - Tekstslide

Test

Reabsorptie
In de gekronkelde buisjes, lis van Henle en de verzamelbuisjes worden bruikbare stoffen weer opgenomen in het bloed
Hierna: echte urine naar het nierbekken

Urine: 1,5 – 2 liter per dag
Bevat: water, zouten, afbraakproducten van eiwitten (ureum, urinezuur), uribilline, celresten, vitamines, mineralen



Slide 19 - Tekstslide

Kapsel van Bowman + glomerulus = lichaampje van Malpighi

Slide 20 - Tekstslide

Vorming van urine

Lichaam van Malpighi

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman wordt geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 21 - Tekstslide

Lus van Henle
Met name in lis van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt)

Slide 22 - Tekstslide

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lis van Henle
- Verzamelbuis


Slide 23 - Tekstslide

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 24 - Tekstslide

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes ->  nierader  ->

--> onderste holle --> Hart




Slide 25 - Tekstslide

Urine

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurine

Na terugresorptie blijft er maar 0,5% voorurine over: 1 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 26 - Tekstslide

Antidiuretisch hormoon (ADH)
(haalt water uit je voorurine)
diuretisch = urine vormend. ADH zorgt er dus voor dat je minder urine uitscheidt omdat er meer water uit je voorurine wordt geresorbeerd.

ADH wordt opgeslagen in de hypofyse en kan daar worden vrijgegeven aan het bloed.
De osmotische waarde wordt waargenomen door de zintuigcellen in de hypothalamus. Wanneer de normwaarde wordt overschreden wordt meer of minder ADH uitgescheiden door de hypofyse.
ADH regelt de doorlaatbaarheid van de celmembranen voor water, hiermee kan het de osmotische waarde van het intern milieu regelen.

Weinig water in je bloed (te hoge osmotische waarde) -> veel ADH geproduceerd->meer resorptie van water uit je voorurine ->minder urineproductie-> meer water in je bloed ->de osmotische waarde wordt verlaagd.

Slide 27 - Tekstslide

Het bereiken van homeostase. Hoe werkt ADH?

Slide 28 - Tekstslide

Urineproductie en plassen
ADH: hormoon dat vocht vasthoudt
Veel drinken: veel plassen
Veel zout eten: weinig urineproductie
Veel zweten: weinig urineproductie
Regelen van waterhuishouding / zouthuishouding: bloeddruk
Regelen van hoeveelheid waterstof en waterstofcarbonaat: zuurgraad

Slide 29 - Tekstslide

Factoren van invloed op urineproductie
  • Drinkpatroon (alcohol!?)
  • Vochtbalans
  • Beweging
  • Dieet
  • Medicatie

Slide 30 - Tekstslide


Minder ADH

Minder terugresorbtie van water in het nefron

MEER urineproductie

--->





Slide 31 - Tekstslide

Regeling water- en zouthuishouding
Hormoon ADH (=antidiuretisch hormoon)
  • gemaakt in hypofyse
  • effect: minder urineproductie
Hormoon renine
  • gemaakt in nieren en activeert bloedeiwit bij lage bloeddruk
  • minder natrium uitscheiden, hierdoor meer water vasthouden zodat de bloeddruk toeneemt
  • vaatvernauwing zodat de bloeddruk toeneemt


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Schuimende urine kan duiden op
A
Teveel bier gedronken
B
Te veel gasvorming in het lichaam
C
Proteïnurie (te veel eiwit)
D
Schoonmaakmiddelen in het toilet

Slide 34 - Quizvraag

Grijze urine kan duiden op:
A
Beginnende nierstenen
B
Niet behandelde diabetes
C
Hoog gehalte aan galkleurstof in de urine
D
Bloed in de urine

Slide 35 - Quizvraag

Observeren urine:
  • Geur
  • Kleur
  • Hoeveelheid
  • Frequentie
  • Helderheid
  • De wijze van urineren

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Kleur en geur urine
  • Helder en lichtgekleurd
  • Donkergeel > geconcentreerd
  • Donkerbruin met geel schuim > Bilirubine
  • Roodbruin vleesnatkleurig > hematurie
  • NB Rode bieten of medicatie (zoals rifampicine)
  • Lichte ammoniakgeur, hoe langer het aan buitenlucht blootgesteld wordt of bij hevige UWI.
  • Aceton/appelgeur (hoge glucose, crashdieet)

Slide 38 - Tekstslide

Oligurie

Anurie


Uremie

Nierdialyse
Verminderde urineproductie

Bijna helemaal geen urineproductie meer

Bloedvergiftiging

Zuiveren van het bloed

Slide 39 - Tekstslide

Urineproductie
Oligurie: urineproductie minder dan 500 ml/24 uur
Anurie: urineproductie minder dan 50 ml per/24 uur
Polyurie: is de urineproductie > dan 2 liter per 24 uur
Nycturie: de urineproductie in de nacht groter.

Slide 40 - Tekstslide

Benoem onderdeel 2
A
Blaas
B
Urineleiders
C
Plasbuis
D
Nieren

Slide 41 - Quizvraag

Welk hormoon stimuleert de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen in het beenmerg?
A
Hb
B
Oestrogeen
C
ADH
D
EPO

Slide 42 - Quizvraag

Wat doet het Hormoon ADH?
A
Zorgt er voor dat de nieren minder urine aanmaken
B
Zorgt ervoor dat onze hersenen een signaal krijgen om WEL te plassen
C
Zorgt er voor dat de nieren meer urine aanmaken
D
Zorgt er voor dat onze hersenen een signaal krijgen om NIET te plassen

Slide 43 - Quizvraag

Samenstelling van urine
Aanwezig:
  1. Water​
  2. Zouten/ mineralen: o.a. natrium, kalium, chloor, calcium​
  3. Afvalstoffen: o.a. ureum en creatinine

Horen niet aanwezig te zijn:
  1. Eiwit​
  2. Glucose ​
  3. Bloedcellen. ​
Aanwezigheid hiervan kan wijzen op ziekten.  





Slide 44 - Tekstslide

De urinewegen
  • Nieren (ren of renes)
  • Urineleider (ureters) = urine van nier naar blaas
  • Blaas (vesica urinaria) = opslag van urine, uitscheiden van urine
  • Urinebuis (urethra) = uitscheiden van urine
  • Mannelijk orgaan 
  • Vrouwelijk orgaan. 

Slide 45 - Tekstslide

Urinelozing

Ander woord voor urinelozing is mictie.

Mictie gebeurt ongeveer 4 tot 5 keer per etmaal. Een etmaal is 24 uur.


Als de blaas ongeveer 250 ml urine bevat rekt blaas uit --> zenuw sein ruggenmerg --> hersenen-->  reflex aandrang plassen


* aanspannen uitwendige sluitspier  --> plassen 

Bij een blaasvulling van 500 ml moet je plassen! --> anders te vol 

Slide 46 - Tekstslide

Urine
Bestaat uit: 
- Afvalstoffen (Ureum, creatinine, urinezuur)
- Water (95%)
- Zouten
- Schadelijke stoffen

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Doel van de les:
de student kan vertellen:
  •  hoe urineproductie tot stand komt
  • wat de kleur van de urine zegt over de nieren

Behaald?

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Link

Maken
Maken
8 tm 20

Slide 53 - Tekstslide