Afsluiting

Afsluiting
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De urbanisatie in de 19e eeuw in Europa kwam mede door de uitvinding van de stoommachine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De industriële revolutie: 
A
Industriële revolutie: van machines naar handwerk ontstond in Frankrijk rond 1800
B
Industriële revolutie: van handwerk naar machines ontstond in Groot-Brittanie rond 1800
C
Industriële revolutie: van handwerk naar machine ontstond in Frankrijk rond 1800
D
Industriële revolutie: van handwerk naar machines ontstond in Frankrijk rond 1900

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor de Industriële Revolutie was er veel huisnijverheid. Wat is huisnijverheid?
A
thuis schoonmaken
B
het maken van textiel in een fabriek
C
thuis spullen maken om te verkopen
D
het bewerken van grondstoffen in een fabriek

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was een gevolg voor Nederland?
De eerste spoorlijnen werden aangelegd
De opkomst van industrialisatie
De reistijd naar koloniën werd korter. 
Handel met Azië werd gemakkelijker

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarom lagen veel katoenplantages langs rivieren?
A
De grond was daar goedkoper
B
Er kon dan gevist worden
C
Het katoen kon dan per schip worden vervoerd
D
Er was dan drinkwater voor de slaven

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de onderstaande zinnen naar juist of onjuist!
juist
onjuist
De sociale kwestie was een gevolg van de industrialisatie.
Armoede was een nieuw verschijnsel in de 19e eeuw.
De sociale wetten van na 1880 waren een gevolg van sociale spanningen.
In 1900 was de sociale kwestie voor een groot deel opgelost.

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 gevolgen van de industrialisatie in Nederland.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Na welk jaar begint in Nederland de industrialisatie?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

waar bevonden zich de meeste katoenplantages?
A
Noorden van Amerika
B
Westen van Amerika
C
Oosten van Amerika
D
Zuiden van Amerika

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij elkaar?
Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Sociale kwestie vanuit geloof oplossen
Zo weinig mogelijk bemoeienis van de overheid 
de sociale kwestie wordt van zelf opgelost
de overheid moet de zwakkere helpen
Er moet algemeen kiesrecht komen
Overheid moet sociale wetten maken
Bijzondere scholen moeten ook betaald worden door de overheid

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor 1900
Na 1900
Oprichten van vakbonden
Kinderwetje
Leerplichtwet
Invoeren het algemeen kiesrecht
Strijden voor gelijke rechten voor vrouwen

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist:
Onjuist:
Sociale Kwestie: welke zin klopt?
De Sociale Kwestie was een gevolg van de industrialisatie.
Armoede was een nieuw verschijnsel in de industriële samenleving.
In 1874 werd alle kinder-arbeid tot 12jr verboden.
De sociale wetten na 1880 waren een gevolg van de sociale spanningen.
In 1900 was de Sociale Kwestie deels opgelost.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het vinkje naar het tijdvak van kinderarbeid in de fabrieken

Slide 15 - Sleepvraag

Met het interactieve onderdeel Sleepvraag geven de leerlingen aan over welk tijdvak dit onderwerp gaat. 

Met devices
De leerlingen kunnen met hun device het vinkje verplaatsen naar het juiste tijdvak, Burgers en Stoommmachines.

Zonder devices
De docent versleept het vinkje op het centrale scherm, op aanwijzing van de leerlingen.
Wat past niet bij sociaaldemocraten?
A
verandering via het parlement
B
verbeteren van de leef- en werkomstandigheden van arbeiders
C
verandering via een revolutie
D
verandering via wetgeving

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kinderarbeid
Arbeiders-huizen
'Afschaffing' van de kinderarbeid

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

stelling:
De vakbond komt op voor de belangen van werkgevers.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie waren de sociaaldemocraten?
A
Mensen die met geweld tegen het beleid deden vechten
B
Mensen die zonder geweld maar via de democratie een vreedzame oplossing wilden
C
Een groep die het eens waren met het beleid van de tsaar
D
Een groep die tegen de democratie was

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de sociale kwestie?
A
Een discussie over de goede arbeidsomstandigheden in de 19e eeuw.
B
Een discussie over de slechte omstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw.
C
Een sociaal probleem van de rijke mensen in de 19e eeuw.
D
Het probleem dat niet iedereen in de 19e eeuw kiesrecht had.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn liberalen
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horen deze begrippen bij Aletta Jacobs?
Ja
Nee
Feminisme 
Arts
Mannenkiesrecht

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de uitspraak WAAR of NIET WAAR?
Emancipatie betekent dat iedereen gelijk is voor de wet. 
Feminisme betekent dat iedereen gelijk is voor de wet. 

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet onderstaande in de juiste hokjes!
Liberalisme
Socialisme
Feminisme
Confessionalisme
Voor vrouwenkiesrecht
voor arbeiders
voor burgerij
voor gelovigen
vrijheid
gelijkheid
schoolstrijd
Aletta Jacobs
Thorbecke

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De arbeiders wilden kiesrecht.
Wat is het kiesrecht?
A
Recht om te kiezen
B
Recht om gekozen te worden
C
Recht om te stemmen bij verkiezingen
D
Recht om te verkiezen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle... kregen kiesrecht in 1919
A
Mannen
B
Vrouwen
C
Burgers
D
Mensen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies